ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

30 maart 2023 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Interne markt voor elektriciteit – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 37 – Bijlage I – Taken en bevoegdheden van de nationale regulerende instantie – Consumentenbescherming – Kosten voor administratief beheer – Bevoegdheid van de nationale regulerende instantie om terugbetaling te gelasten van de bedragen die door de eindafnemers zijn betaald overeenkomstig contractuele bedingen met betrekking waartoe die instantie een sanctie heeft opgelegd”

In zaak C‑5/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië), bij beslissing van 31 december 2021, in de procedure

Green Network SpA

tegen

SF,

YB,

Autorità di Regolazione per Energia Reti en Ambiente (ARERA),

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, D. Gratsias, M. Ilešič, I. Jarukaitis (rapporteur) en Z. Csehi, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Green Network SpA, vertegenwoordigd door V. Cerulli Irelli en A. Fratini, avvocati,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello en F. Fedeli, avvocati dello Stato,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door O. Beynet, G. Gattinara en T. Scharf als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 37, leden 1 en 4, en bijlage I bij richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (PB 2009, L 211, blz. 55).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Green Network SpA en de Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (regulerende instantie voor energie, netwerken en milieu, Italië) (ARERA) tegen het besluit van deze laatste waarbij Green Network een administratieve geldboete van 655000 EUR is opgelegd en deze onderneming is veroordeeld om aan haar eindafnemers een bedrag te betalen van 13987495,22 EUR, dat overeenkomt met bepaalde kosten voor administratief beheer die zij aan haar afnemers in rekening had gebracht.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3

De overwegingen 37, 42, 51 en 54 van richtlijn 2009/72 luiden als volgt:

„(37)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen in verband met elektriciteitsbedrijven, en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, dan wel de bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Energieregulators moeten ook een bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor elektriciteit. […]

[…]

(42)

Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid moeten de volledige handel- en industriesector in de [Europese Unie], met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Unie, die de economische voordelen van de interne markt genieten, ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming, en met name huishoudelijke afnemers, en indien de lidstaten dit passend achten, moeten kleine bedrijven ook kunnen profiteren van garanties inzake openbare dienstverlening, in het bijzonder op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven. Deze afnemers moeten ook toegang hebben tot vrije keuze, eerlijke behandeling, belangenbehartiging en mechanismen voor geschillenbeslechting.

[…]

(51)

De consumentenbelangen zouden in deze richtlijn centraal moeten staan, en de kwaliteit van de dienstverlening zou een kerntaak van elektriciteitsbedrijven moeten zijn. Bestaande rechten van consumenten moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie te omvatten. Consumentenbescherming zou moeten waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de [Unie] profiteren van een concurrerende markt. Consumentrechten dienen te worden gehandhaafd door de lidstaten, of, indien een lidstaat hierin voorziet, door de regulerende instanties.

[…]

(54)

Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.”

4

Artikel 1 („Werkingssfeer”) van deze richtlijn, bepaalde:

„Bij deze richtlijn worden, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de [Unie], gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten. […] Ook worden verplichtingen op het gebied van de universele dienstverlening en de rechten voor elektriciteitsconsumenten vastgesteld, en worden de verplichtingen op het gebied van mededinging verduidelijkt.”

5

Artikel 2 („Definities”) van die richtlijn bepaalde het volgende:

„Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

[…]

7.

‚afnemer’: een grootafnemer of een eindafnemer van elektriciteit;

8.

‚grootafnemer’: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

9.

‚eindafnemer’: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

[…]”

6

Artikel 3 („Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer”) van diezelfde richtlijn bepaalde:

„[…]

7.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. […] Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. […]

[…]

9.   […]

De regulerende instantie of een andere bevoegde nationale autoriteit nemen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig dit artikel door de leveranciers aan hun klanten verstrekte informatie betrouwbaar is en op een duidelijk vergelijkbare wijze op nationaal niveau wordt verstrekt.

[…]”

7

Artikel 36 („Algemene doelstellingen van de regulerende instantie”) van richtlijn 2009/72 luidde als volgt:

„Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld artikel 37, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder de mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

[…]

g)

ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming;

[…]”

8

Artikel 37 („Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie”) van diezelfde richtlijn bepaalde in de leden 1 en 4:

„1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

[…]

i)

toezicht houden op het niveau van transparantie, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de elektriciteitsbedrijven;

j)

toezicht houden op de het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief elektriciteitsbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten en klachten van huishoudelijke afnemers, […]

[…]

n)

samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

[…]

4.   De lidstaten zorgen [ervoor] dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

[…]

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, of een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn; […]

[…]”

9

Bijlage I bij de voornoemde richtlijn, met als opschrift „Voorschriften inzake consumentenbescherming”, bepaalde in lid 1:

„1. Onverminderd de [Unievoorschriften] inzake consumentenbescherming, […] houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a)

recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

[…]

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige en te late facturering;

[…]

[…]

c)

transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

[…]

f)

transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Meer in het bijzonder hebben alle consumenten recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun elektriciteitsleverancier. Door middel van dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten geschillen billijk en snel, en bij voorkeur binnen drie maanden, kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. […]

[…]”

Italiaans recht

10

Artikel 2, lid 12, onder g), van legge n. 481 – Norme per la concorrenza e la regolazione dei servizi di pubblica utilità. Istituzione delle Autorità di regolazione dei servizi di pubblica utilità (wet nr. 481 houdende voorschriften voor de mededinging tussen en het toezicht op diensten van openbaar nut en tot oprichting van instanties die toezicht houden op diensten van openbaar nut) van 14 november 1995 (gewoon supplement nr. 136 bij GURI nr. 270 van 18 november 1995), kent aan de ARERA de functie toe om „de verrichting van de diensten [te controleren], [waarbij deze instantie] bevoegd [is] tot inspectie, toegang, verkrijging van stukken en nuttige informatie, en daarbij tevens [vaststelt] in welke gevallen de dienstverrichter de afnemer automatisch schadevergoeding dient te betalen indien hij de contractuele bedingen niet in acht neemt of de dienst verricht op een lager kwaliteitsniveau dan is vastgesteld in het reglement van de dienst”.

11

Krachtens artikel 2, lid 20, onder d), van deze wet kan de ARERA de dienstverrichter gelasten om de gedragingen die inbreuk maken op de rechten van de afnemers te staken, en hem overeenkomstig artikel 2, lid 12, onder g), van diezelfde wet verplichten de schade te vergoeden.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12

Na ontvangst van een signalering van de Sportello per il consumatore Energia e Ambiente (consumentenloket energie en milieu, Italië), heeft de ARERA een procedure ingeleid tegen Green Network, een distributiebedrijf voor elektriciteit en aardgas, omdat zij op de facturen aan haar afnemers een vergoeding had vermeld die deze laatsten betwistten omdat deze onduidelijk was.

13

Na deze signalering heeft de ARERA andere controles verricht waaruit bleek dat deze vergoeding was vastgesteld in een beding van de algemene voorwaarden die van toepassing waren op de door Green Network aangeboden overeenkomsten voor de levering van elektriciteit en aardgas. Volgens dat beding waren de kosten voor het administratief beheer niet bij de energieleveringsprijzen inbegrepen en kon de leverancier de afnemer hiervoor een bedrag van ten hoogste 5 EUR of, voor sommige afnemers, 10 EUR per maand in rekening brengen.

14

Na te hebben vastgesteld dat de omschrijving door Green Network van dat bedrag in de voornoemde algemene voorwaarden onrechtmatig was omdat het noch in het vergelijkingsoverzicht – dat toelaat de verschillende commerciële aanbiedingen op de markt te vergelijken – noch in het zoeksysteem voor tarieven was vermeld, heeft de ARERA bij besluit van 20 juni 2019 een administratieve geldboete van 655000 EUR opgelegd aan Green Network omdat zij haar eindafnemers contractinformatie had verstrekt in strijd met de door de ARERA vastgestelde voorschriften. In dat besluit heeft de ARERA Green Network gelast om aan die afnemers een bedrag van 13987495,22 EUR terug te betalen dat zij van die laatsten had geïnd als kosten voor administratief beheer.

15

Green Network heeft tegen het voornoemde besluit beroep ingesteld bij de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia (bestuursrechter in eerste aanleg van de regio Lombardije, Italië), dat is verworpen.

16

Green Network heeft tegen het afwijzende vonnis hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië), de verwijzende rechter, waarbij zij met name aanvoerde dat de bevoegdheid van de ARERA om terugbetaling te gelasten van een vergoeding aan de afnemers, in strijd was met richtlijn 2009/72, aangezien die vergoeding was vastgesteld in het kader van particuliere contractuele betrekkingen.

17

De verwijzende rechter merkt op dat het bij hem aanhangige geding betrekking heeft op de vraag of de bevoegdheid van de ARERA om de terugbetaling te gelasten van de bedragen die aan de afnemers in rekening zijn gebracht, uit richtlijn 2009/72 kan worden afgeleid. De relevante bepalingen van die richtlijn, die door Green Network werden aangevoerd en waarvan de juiste uitlegging niet duidelijk is, lijken niet eerder door het Hof te zijn uitgelegd.

18

Gelet op het voorgaande heeft de Consiglio di Stato de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Kan de Europese regeling in [richtlijn 2009/72] – met name in artikel 37, leden 1 en 4, die de bevoegdheden van de regulerende instanties regelt, en in bijlage I daarbij – aldus worden uitgelegd dat daaronder ook de prescriptieve bevoegdheid valt die de [ARERA] heeft uitgeoefend jegens in de energiesector werkzame vennootschappen, waarmee die vennootschappen is opgedragen om aan – ook voormalige en niet-betalende – afnemers het bedrag terug te betalen dat zij hebben betaald voor kosten voor administratief beheer overeenkomstig een contractueel beding met betrekking waartoe de [ARERA] een sanctie heeft opgelegd?

2)

Kan de Europese wettelijke regeling in [richtlijn 2009/72] – met name in artikel 37, leden 1 en 4, die de bevoegdheden van de regulerende instanties regelt, en in bijlage I daarbij – aldus worden uitgelegd dat zij, in het kader van alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden voor de afnemers van elektriciteit indien de contractuele kwaliteitsniveaus door de marktdeelnemer niet worden gehaald, ook de terugbetaling omvat van een door die afnemers betaald bedrag dat uitdrukkelijk wordt geregeld in een ondertekend en aanvaard contractueel beding, dat ongeacht de kwaliteit van die dienst wordt toegepast maar is bedoeld om de kosten voor administratief beheer van de marktdeelnemer te dekken?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

19

Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 37, lid 1, onder i) en n), en lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72 en bijlage I daarbij, aldus moeten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een lidstaat de nationale regulerende instantie de bevoegdheid verleent om elektriciteitsbedrijven te gelasten aan hun eindafnemers het bedrag terug te betalen dat zij hebben betaald voor „kosten voor administratief beheer” overeenkomstig een contractueel beding dat door die instantie als onrechtmatig wordt beschouwd, ook in de gevallen waarin dit bevel tot terugbetaling niet is gebaseerd op redenen die verband houden met de kwaliteit van de door deze ondernemingen verleende dienst, maar op de schending van transparantieverplichtingen met betrekking tot tarieven.

20

Zoals het Hof reeds heeft opgemerkt, volgt in dit verband uit artikel 1 van richtlijn 2009/72 en uit de overwegingen 37, 42, 51 en 54 van die richtlijn, dat deze ertoe strekt energieregulatoren de bevoegdheid te verlenen om de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument te waarborgen, de volledige handel- en industriesector alsmede alle burgers van de Unie te doen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming en hun toegang te bieden tot mechanismen voor geschillenbeslechting, de belangen van de consumenten in die richtlijn centraal te stellen, de regulerende instanties – indien een lidstaat hun die bevoegdheid verleent – de rechten van elektriciteitsconsumenten te doen handhaven, en efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting beschikbaar te stellen (arrest van 8 oktober 2020, Crown Van Gelder, C‑360/19, EU:C:2020:805, punt 26).

21

Volgens artikel 3, lid 7, van richtlijn 2009/72 nemen de lidstaten passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en moeten zij onder meer een hoog niveau van consumentenbescherming waarborgen, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. Volgens deze bepaling moeten die maatregelen, ten minste wat de huishoudelijke afnemers betreft, de in bijlage I bij deze richtlijn beschreven maatregelen omvatten, waaronder de maatregelen die inhouden dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden.

22

Het Hof heeft bovendien reeds vastgesteld dat, om deze doelen te bereiken, richtlijn 2009/72 vereist dat lidstaten de nationale regulerende instanties ruime bevoegdheden verlenen inzake regulering van en toezicht op de elektriciteitsmarkt (arrest van 11 juni 2020, Prezident Slovenskej republiky, C‑378/19, EU:C:2020:462, punt 23). Zoals blijkt uit artikel 36, onder g), van die richtlijn, is een van de algemene doelstellingen die de lidstaten bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden aan hun nationale regulerende instanties moeten opdragen, het waarborgen van de bescherming van de consument (zie in die zin de arresten van 23 januari 2020, Energiavirasto, C‑578/18, EU:C:2020:35, punt 35, en 8 oktober 2020, Crown Van Gelder, C‑360/19, EU:C:2020:805, punt 27).

23

In het bijzonder bepaalt artikel 37, lid 1, onder i) en n), van richtlijn 2009/72 dat de nationale regulerende instantie tot taak heeft toe te zien op de naleving van de transparantieverplichtingen door de elektriciteitsbedrijven en om samen met andere betrokken instanties te helpen waarborgen dat de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden. In dit verband bepaalt artikel 37, lid 4, van die richtlijn dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hun overeenkomstig de in artikel 37, leden 1, 3, en 6, van diezelfde richtlijn toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren, en zij daartoe ten minste de in die bepaling genoemde bevoegdheden moeten krijgen. Hoewel onder deze bevoegdheden de in artikel 37, lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72 bedoelde bevoegdheid valt om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de nationale regulerende instantie niet naleven, maakt deze bepaling geen melding van de bevoegdheid om van dergelijke ondernemingen terugbetaling te eisen van bedragen die zij hebben ontvangen op grond van een contractueel beding dat als onrechtmatig wordt beschouwd.

24

Het gebruik in artikel 37, lid 4, van richtlijn 2009/72 van de uitdrukking „beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden” wijst er echter op dat andere bevoegdheden dan die welke uitdrukkelijk in die bepaling zijn vermeld, aan een dergelijke instantie kunnen worden toegekend om haar in staat te stellen de in artikel 37, leden 1, 3 en 6, van deze richtlijn bedoelde taken uit te voeren (zie in die zin arrest van 23 januari 2020, Energiavirasto,C‑578/18, EU:C:2020:35, punten 37, 38 en 40).

25

Aangezien het waken over de naleving door de elektriciteitsbedrijven van de op hen rustende transparantieverplichtingen en de bescherming van de consumenten tot de in artikel 37, leden 1, 3 en 6, van de voornoemde richtlijn bedoelde taken behoort, moet worden vastgesteld dat een lidstaat een regulerende instantie de bevoegdheid kan verlenen om die elektriciteitsbedrijven te gelasten de bedragen terug te betalen die zij hebben ontvangen in strijd met de vereisten inzake consumentenbescherming, met name die betreffende de transparantieverplichting en de nauwkeurigheid van de facturering.

26

Aan deze uitlegging wordt niet afgedaan door het feit dat artikel 36 van richtlijn 2009/72 in wezen bepaalt dat de nationale regulerende instantie maatregelen neemt „waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder de mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden”, of dat artikel 37, lid 1, onder n), van deze richtlijn de uitdrukking „samen met andere betrokken instanties” bevat. Uit deze bepalingen vloeit immers niet voort dat, in een geval zoals aan de orde in het hoofdgeding, alleen een van die andere nationale autoriteiten de terugbetaling kan gelasten van de bedragen die de elektriciteitsbedrijven ten onrechte bij de eindafnemers in rekening hebben gebracht. Integendeel, het gebruik van de woorden „waar nodig” impliceert dat een dergelijk overleg alleen noodzakelijk is wanneer de maatregel waarvan de vaststelling wordt overwogen, gevolgen kan hebben voor andere bevoegde instanties.

27

Voorts vraagt de verwijzende rechter zich in wezen af of artikel 37, lid 1, onder i) en n), en lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72 en bijlage I daarbij, aldus moeten worden uitgelegd dat zij de nationale regulerende instantie toestaan om – op grond van een nationale bepaling die beoogt dat de bedragen die door een elektriciteitsbedrijf zijn ontvangen automatisch aan de afnemers worden terugbetaald, indien de contractuele kwaliteitsniveaus niet worden gehaald – dat elektriciteitsbedrijf te gelasten aan haar eindafnemers de bedragen terug te betalen die zij hun in rekening had gebracht, wanneer dit bevel tot terugbetaling niet is gebaseerd op kwaliteitsredenen van de betrokken dienst, maar op de onrechtmatigheid van een contractueel beding op grond waarvan „kosten voor administratief beheer” moeten worden betaald.

28

Zoals in wezen blijkt uit punt 25 van het onderhavige arrest, vereist richtlijn 2009/72 weliswaar niet dat de lidstaten bepalen dat de nationale regulerende instantie bevoegd is om een elektriciteitsbedrijf te gelasten de bedragen terug te betalen die het ten onrechte bij zijn afnemers in rekening heeft gebracht, maar staat deze richtlijn er niet aan in de weg dat een lidstaat deze bevoegdheid aan die instantie toekent. Aangezien de bescherming van de consument en het waken over de naleving van de transparantieverplichtingen behoren tot de taken die krachtens artikel 37, lid 1, onder i) en n), van de voornoemde richtlijn aan de regulerende instanties moeten worden opgedragen, zijn de precieze redenen waarom, ter vervulling van een van deze taken, een elektriciteitsbedrijf wordt gelast haar afnemers terug te betalen, niet relevant.

29

Bijgevolg staat het aan de nationale rechter om te beoordelen of het nationale recht de nationale regulerende instantie daadwerkelijk de bevoegdheid verleent om de terugbetaling te gelasten van bedragen die, in gevallen zoals aan de orde in het hoofdgeding, ten onrechte in rekening zijn gebracht, en of die instantie dat nationale recht juist heeft toegepast.

30

Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 37, lid 1, onder i) en n), en lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72 en bijlage I daarbij, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat de nationale regulerende instantie de bevoegdheid verleent om elektriciteitsbedrijven te gelasten hun eindafnemers het bedrag terug te betalen dat zij hebben betaald voor „kosten voor administratief beheer” overeenkomstig een contractueel beding dat door die instantie als onrechtmatig wordt beschouwd. Dit geldt ook in de gevallen waarin dit bevel tot terugbetaling niet is gebaseerd op redenen die verband houden met de kwaliteit van de door deze ondernemingen verleende dienst, maar op de schending van transparantieverplichtingen met betrekking tot tarieven.

Kosten

31

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 37, lid 1, onder i) en n), en lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG, en bijlage I bij richtlijn 2009/72,

 

moeten aldus worden uitgelegd dat

 

zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat de nationale regulerende instantie de bevoegdheid verleent om elektriciteitsbedrijven te gelasten hun eindafnemers het bedrag terug te betalen dat zij hebben betaald voor „kosten voor administratief beheer” overeenkomstig een contractueel beding dat door die instantie als onrechtmatig wordt beschouwd. Dit geldt ook in de gevallen waarin dit bevel tot terugbetaling niet is gebaseerd op redenen die verband houden met de kwaliteit van de door deze ondernemingen verleende dienst, maar op de schending van transparantieverplichtingen met betrekking tot tarieven.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.