CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

M. CAMPOS SÁNCHEZ-BORDONA

van 6 juli 2023 ( 1 )

Zaak C‑354/22

Weingut A

tegen

Land Rheinland-Pfalz

[verzoek van het Bundesverwaltungsgericht (hoogste federale bestuursrechter, Duitsland) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële procedure – Landbouw – Gemeenschappelijke marktordening – Wijnen – Aanduiding en presentatie van wijnen – Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen – Gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 – Artikel 54, lid 1 – Etikettering – Aanduiding van het wijnbouwbedrijf – Begrip ‚bedrijf’ – Territoriaal verband – Wijnbereiding die volledig op het bedrijf plaatsvindt – Deelname aan de wijnbereiding door derden – Wijnpersinstallatie die wordt gehuurd voor de persing buiten de hoofdvestiging van het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd”

1.

De oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector zijn in het Unierecht minutieus geregeld, evenals de etikettering en de presentatie van wijnen.

2.

In de etikettering en presentatie van wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding kunnen op facultatieve basis bepaalde aanduidingen worden opgenomen die verwijzen naar het bedrijf van herkomst. Dit wordt voorgeschreven door artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 ( 2 ), waar in bijlage VI die toegestane aanduidingen worden opgesomd voor een aantal lidstaten.

3.

In het geding dat aanleiding heeft gegeven tot de onderhavige prejudiciële verwijzing wenst een Duitse wijnbouwer de aanduiding „Weingut” (wijngoed) te gebruiken in de presentatie van zijn wijnen, ook al worden de druiven voor die wijnen geteeld, geoogst en geperst op een landgoed dat niet zijn eigendom is, dat op 70 kilometer van zijn bedrijf is gelegen en dat door hem wordt gepacht.

4.

Door de weigering van het Land Rheinland-Pfalz (deelstaat Rijnland-Palts, Duitsland; hierna: „Land”) om toestemming te geven voor het gebruik van de aanduiding „Weingut” in de presentatie van die wijnen, is een geschil ontstaan waarin in wezen moet worden opgehelderd:

of het begrip „bedrijf” moet worden opgevat als een afgebakende fysieke ruimte die enkel de wijngaarden en wijnbereidingsgebouwen en -inrichtingen omvat die niet van de grond van de wijnproducent gescheiden zijn;

of kan worden aanvaard dat de wijnbereiding volledig op het bedrijf heeft plaatsgevonden wanneer de druiven zijn geperst in een door de producent gehuurde wijnpersinstallatie die buiten zijn eigen landgoed is gesitueerd. Is dat het geval, dan rijst de vraag welke mate van controle over het wijnbereidingsproces van die producent kan worden verlangd.

I. Toepasselijke bepalingen

A.   Unierecht

1. Verordening nr. 1308/2013

5.

In artikel 3 („Definities”) van verordening (EU) nr. 1308/2013 ( 3 ) wordt bepaald:

„[…]

3.   [V]oor de toepassing [van deze verordening zijn] de […] in […] verordening (EU) nr. 1307/2013[ ( 4 )] […] vastgestelde definities van toepassing.

6.

Artikel 122 („Gedelegeerde bevoegdheden”) schrijft voor:

„1.   Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de wijnsector is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot voorschriften en beperkingen inzake:

[…]

c) facultatieve aanduidingen, met name met betrekking tot:

[…]

iii)

de aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

[…]”

2. Verordening nr. 1307/2013

7.

In artikel 4 („Definities en aanverwante bepalingen”) kan worden gelezen:

„1.   In deze verordening wordt verstaan onder:

[…]

b)

‚bedrijf’: alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;

[…]”

3. Gedelegeerde verordening 2019/33

8.

Overweging 48 luidt:

„De aanduiding van het bedrijf dat de wijngaarden waarvan de wijnbouwproducten afkomstig zijn, exploiteert en waar alle wijnbereidingsprocessen worden uitgevoerd, kan voor de producenten een toegevoegde waarde en voor de consument een aanduiding van een hogere kwaliteit vormen. Daarom moet het de producenten worden toegestaan om op de etiketten van wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding de naam van een bedrijf te vermelden.”

9.

In artikel 1 („Onderwerp”) wordt bepaald:

„Bij deze verordening worden […] regels tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgesteld wat betreft:

[…]

f) etikettering en presentatie.”

10.

In hoofdstuk IV („Etikettering en presentatie”), afdeling 2 („Facultatieve aanduidingen”), wordt in artikel 54 („Aanduiding van het bedrijf”) bepaald:

„1.   De in bijlage VI opgenomen aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen, andere dan aanduidingen van de naam van de bottelaar, de producent of de verkoper, worden uitsluitend gebruikt voor wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

Deze aanduidingen mogen enkel worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd, en de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt.

[…]”

11.

Artikel 55 („Verwijzing naar namen van geografische eenheden die kleiner of groter zijn dan het gebied dat aan de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding ten grondslag ligt”) schrijft voor:

„1.   Op grond van artikel 120, lid 1, onder g), van verordening (EU) nr. 1308/2013 mogen, onverminderd de artikelen 45 en 46, alleen wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming, een beschermde geografische aanduiding of een geografische aanduiding van een derde land op hun etiket een verwijzing dragen naar de naam van een geografische eenheid die kleiner of groter is dan het gebied van die oorsprongsbenaming of geografische aanduiding.

2.   Wanneer wordt verwezen naar namen van geografische eenheden die kleiner zijn dan het gebied dat aan de oorsprongsbenaming of geografische aanduiding ten grondslag ligt, geeft de aanvrager in het productdossier en het enig document een goede omschrijving van het gebied van de betrokken geografische eenheid. De lidstaten mogen voorschriften vaststellen voor het gebruik van die geografische eenheden.

[…]”

12.

In bijlage VI („In artikel 54, lid 1, bedoelde aanduidingen”) zijn voor Duitsland de volgende aanduidingen opgenomen: „Burg, Domäne, Kloster, Schloss, Stift, Weinbau, Weingärtner, Weingut, Winzer”.

B.   Duits recht. Weinverordnung

13.

§ 38, lid 1, van de Weinverordnung (wijnbesluit) ( 5 ) voorziet in het gebruik van een aanduiding van het bedrijf voor Federweißer (most), Landwein (landwijn), Qualitätswein (kwaliteitswijn), Prädikatswein (wijn met een predicaat), Sekt (sekt), Qualitätsperlwein (kwaliteitsparelwijn) of Qualitätslikörwein (kwaliteitslikeurwijn), uitsluitend conform artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33 juncto bijlage VI bij die verordening. In de leden 3 en 5 wordt de aanduiding „Gutsabfüllung” (gebotteld op het wijngoed met uitsluitend druiven afkomstig uit eigen oogst) vermeld.

II. Feiten, geding en prejudiciële vragen

14.

De eigenaar (hierna: „wijnbouwer A”) van een wijnbouwbedrijf in Zell in de Moezelstreek in Duitsland produceert niet alleen wijn van druiven uit zijn eigen wijngaarden, maar ook van druiven uit andere wijngaarden die hij pacht.

15.

Een van deze gepachte wijngaarden, die een omvang van 2,15 hectare heeft, is gelegen op ongeveer 70 kilometer van Zell, op een wijnbouwbedrijf dat eigendom is van wijnbouwer B.

16.

De twee wijnbouwers hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan B de wijnstokken van A teelt volgens diens instructies en hem daarnaast elk jaar een wijnpersinstallatie verhuurt voor exclusief gebruik gedurende een periode van 24 uur vanaf de oogst op de gepachte grond.

17.

Het wijnpersen vindt plaats op het bedrijf van wijnbouwer B volgens de oenologische procedés van wijnbouwer A. De aldus verkregen wijn wordt in vaten gedaan, die naar de hoofdvestiging van wijnbouwer A worden vervoerd door zijn personeel.

18.

Wijnbouwer A wil de aanduidingen „Weingut” en „Gutsabfüllung” gebruiken voor de wijn die wordt geperst in de wijnpersinstallatie die hij huurt van wijnbouwer B.

19.

Het Land stelt zich op het standpunt dat, in die omstandigheden, wijnbouwer A die twee aanduidingen niet mag gebruiken.

20.

Wijnbouwer A heeft een geding aanhangig gemaakt bij het Verwaltungsgericht Trier (bestuursrechter in eerste aanleg Trier, Duitsland), dat zijn vordering bij vonnis van 16 mei 2019 heeft toegewezen en voor recht heeft verklaard dat hij gerechtigd is de aanduidingen „Weingut” en „Gutsabfüllung” te gebruiken. Voor die rechter was het doorslaggevend dat de wijnbereiding plaatsvindt onder de daadwerkelijke leiding, het permanente toezicht en de uitsluitende verantwoordelijkheid van wijnbouwer A.

21.

Het Land heeft hoger beroep ingesteld bij het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (hoogste bestuursrechter van de deelstaat Rijnland-Palts, Duitsland), dat bij arrest van 12 augustus 2020 het vonnis in eerste aanleg heeft vernietigd en de vordering van wijnbouwer A heeft afgewezen.

22.

De rechter in tweede aanleg heeft zijn uitspraak in wezen gebaseerd op de volgende argumenten:

Volgens artikel 54, lid 1, van gedelegeerde verordening 2019/33, gelezen in samenhang met bijlage VI bij die verordening, is voor het gebruik van de aanduiding „Weingut” vereist dat de wijnbereiding plaatsvindt op een bedrijf, niet opgevat als een organisatorische eenheid, maar als een operationeel geheel met een vaste inrichting die door de eigenaar permanent voor de wijnproductie wordt gebruikt en waar personeel werkzaam is dat onder zijn feitelijke gezag staat. Een scheiding van de stadia van het wijnbereidingsproces, waarvan de persing er één is, strookt niet met het idee dat „alles volledig in één hand moet blijven”.

De overeenkomst voor de huur van de wijnpersinstallatie garandeert niet dat alle stappen van het wijnbereidingsproces worden uitgevoerd onder leiding en verantwoordelijkheid van dezelfde persoon. Integendeel, de overeenkomst staat toe dat de persing kan plaatsvinden zowel in aanwezigheid van de producent als in aanwezigheid van een bediener van de wijnpersinstallatie die in dienst is van de eigenaar ervan, zodat de permanente leiding en verantwoordelijkheid van wijnbouwer A niet zijn gewaarborgd.

23.

Wijnbouwer A heeft tegen dat arrest beroep in Revision ingesteld bij het Bundesverwaltungsgericht (hoogste federale bestuursrechter, Duitsland), dat het Hof heeft verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Kan de wijnbereiding worden geacht volledig in het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd te hebben plaatsgevonden in de zin van artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33, wanneer het wijnpersen geschiedt in een gedurende 24 uur van een ander wijnbouwbedrijf gehuurde wijnpersinstallatie die tijdens deze periode uitsluitend ter beschikking staat van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd?

2)

Is het in het geval van een bevestigend antwoord noodzakelijk dat het wijnpersen wordt uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, althans dat zij er ter plaatse toezicht op uitoefenen, of kan het wijnpersen ook door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurd worden uitgevoerd volgens instructies van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd?

3)

Indien het wijnpersen ook kan worden uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt, mag hun dan de bevoegdheid zijn verleend om bij plotseling optredende problemen zelfstandig in te grijpen in het wijnpersen?

4)

Staat het aan de toerekening van de wijnbereiding aan het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, in de weg dat het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt en het wijnpersen uitvoert een eigen belang heeft bij de wijze waarop het wijnpersen wordt uitgevoerd, omdat bij de eveneens met dit bedrijf gesloten overeenkomst over het beheer van de wijngaarden een van de opbrengst en de kwaliteit afhankelijke toeslag per hectoliter Kabinett-, Spätlese- of Auslesewijn op de op de oppervlakte gebaseerde vergoeding voor het beheer is bedongen?”

III. Procedure bij het Hof

24.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing is op 1 juni 2022 ingekomen ter griffie van het Hof.

25.

Wijnbouwer A en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. Beide interveniënten, evenals het Land, hebben deelgenomen aan de mondelinge behandeling op 3 mei 2023.

IV. Beoordeling

A.   Eerste prejudiciële vraag

26.

De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of kan worden aangenomen dat de wijnbereiding volledig heeft plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd wanneer het wijnpersen geschiedt in een wijnpersinstallatie die voor 24 uur wordt gehuurd van een ander wijnbouwbedrijf. ( 6 )

27.

De verwijzende rechter redeneert als volgt:

De ontwikkeling van de regeling laat zien dat de bewoordingen van artikel 57, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 607/2009 ( 7 ) een beperking inhouden, aangezien de wijnbereiding sindsdien „volledig” op het wijnbouwbedrijf moet plaatsvinden.

De strekking en het doel van de regeling lijken erin te bestaan om de identificatie van wijnbouwbedrijven die zelf de wijngaarden cultiveren en van begin tot eind garant staan voor de wijnbereiding, te beschermen teneinde te beantwoorden aan de verwachtingen van de consument omtrent de hogere kwaliteit van de wijn.

Absoluut zeker is zulks evenwel niet. Als het huren van wijngaarden op aanzienlijke afstand van de hoofdvestiging van het bedrijf niet van invloed is op de aanduiding, zal de huur van een wijnpersinstallatie om ter plaatse de persing uit te voeren en vervoer van de druiven te vermijden logischerwijs evenmin van invloed zijn. Het gemeenschappelijke gebruik van bedrijfsinstallaties is in de wijnbouwsector heel gebruikelijk en vanuit het oogpunt van bedrijfsbeheer ook rationeel.

28.

Gedelegeerde verordening 2019/33 is door de Commissie vastgesteld op grond van de haar bij artikel 122 van verordening nr. 1308/2013 verleende bevoegdheid. ( 8 ) Tot de aspecten waarop gedelegeerde handelingen betrekking kunnen hebben, behoren „de aanduidingen die naar een bedrijf verwijzen en de voorwaarden voor het gebruik daarvan” [artikel 122, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 1308/2013].

29.

Onder deze vlag worden in artikel 54 van gedelegeerde verordening 2019/33 de voorwaarden voor het gebruik van de „aanduiding van het bedrijf” vermeld. Daarbij wordt verwezen naar bijlage VI voor de opsomming van de in de etikettering of de presentatie van het product toegestane aanduidingen ( 9 ) die verwijzen naar een wijnbouwbedrijf.

30.

Uit artikel 54 van de gedelegeerde verordening kan worden opgemaakt dat die aanduidingen:

moeten verschillen van de aanduiding van de naam van de bottelaar;

zijn voorbehouden aan wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

„enkel [mogen] worden gebruikt voor zover het wijnbouwproduct uitsluitend is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd, en de wijnbereiding volledig op dat bedrijf plaatsvindt”.

31.

Het is deze laatste voorwaarde die de – gegronde – twijfels heeft doen rijzen bij de verwijzende rechter en aanleiding heeft gegeven tot uiteenlopende, maar evenzeer gegronde uitleggingen door de rechters in eerste en tweede aanleg. De twee andere voorwaarden worden door niemand in deze zaak betwist en staan niet ter discussie.

32.

In mijn antwoord op deze prejudiciële vraag zal ik mij concentreren op het begrip „bedrijf” en op de verplichting om het wijnbereidingsproces volledig op het bedrijf uit te voeren.

1. Bedrijf

33.

Op het eerste gezicht lijkt de term „bedrijf” in artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 te worden gekoppeld aan de fysieke oppervlakte waarop de wijnbouwer die de aanduiding (in dit geval „Weingut”) wil gebruiken, zijn eigen wijngaarden cultiveert en het wijnbereidingsproces uitvoert.

34.

Zoals reeds is opgemerkt, vereist die bepaling dat de druiven zijn geoogst in wijngaarden van het wijnbouwbedrijf en dat de wijnbereiding volledig op dat bedrijf heeft plaatsgevonden. ( 10 ) Dit wordt bevestigd door overweging 48 van gedelegeerde verordening 2019/33, waarin wordt gesproken van het „bedrijf dat de wijngaarden waarvan de wijnbouwproducten afkomstig zijn, exploiteert en waar alle wijnbereidingsprocessen worden uitgevoerd”. ( 11 )

35.

Volgens die initiële uitlegging van de regel staat het begrip „bedrijf” gelijk aan het landgoed waarop zich alle wijngaarden bevinden, evenals de gebouwen en installaties waar de (aldaar geoogste) druiven het wijnbereidingsproces ondergaan. Dit is het standpunt van de rechter in tweede aanleg.

36.

Het begrip „bedrijf” kan echter ook worden opgevat als het geheel van materiële en menselijke middelen dat ten dienste van de productie is georganiseerd. In die betekenis zou het begrip „bedrijf” veeleer worden geassocieerd met het begrip „onderneming” en minder met de geografische basis ervan. Het feit dat een wijn wordt gekoppeld aan een wijnbouwbedrijf, betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij afkomstig is van wijngaarden die op percelen van dat bedrijf zijn gelegen.

37.

Deze verschillende semantische connotaties van de term „bedrijf” resulteren in verschillende uitkomsten:

Indien het bedrijf in geografische zin gelijk moet worden gesteld aan het landgoed, zouden buiten dat landgoed gelegen wijngaarden en wijnpersinstallaties niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 54 van gedelegeerde verordening 2019/33.

Wordt het begrip „bedrijf” daarentegen opgevat als een onderneming, dan zou de fysieke ligging van de wijngaarden of de wijnpersinstallatie niet van doorslaggevend belang zijn (mits de toezichtsvereisten waarover ik later zal komen te spreken in acht worden genomen).

38.

De linguïstische benadering is allesbehalve afdoende, aangezien het begrip „bedrijf” in gedelegeerde verordening 2019/33 wel wordt gebruikt, maar niet wordt gedefinieerd. In verordening nr. 1308/2013 wordt dat begrip evenmin rechtstreeks gedefinieerd, maar wordt in plaats daarvan in artikel 3, lid 3, verwezen naar de definities in onder andere verordening nr. 1307/2013. ( 12 )

39.

Volgens artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1307/2013 wordt onder „bedrijf” verstaan: „alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd”.

40.

Deze keten van verwijzingen is van belang omdat het begrip „bedrijf”, indien het zoals gedefinieerd in verordening nr. 1307/2013 ook van toepassing is in verordening nr. 1308/2013, dan ook moet gelden voor gedelegeerde verordening 2019/33, die daarop is gegrond. Het gaat om hetzelfde begrip, en daarom moet de uitlegging ervan uniform zijn. ( 13 )

41.

De benadering vanuit het oogpunt van landbouwsteun is niet vreemd aan de regulering van wijn: wijnbouwproducten vallen als landbouwproducten binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1308/2013 krachtens artikel 1 ervan juncto bijlage I, deel XII, bij die verordening.

42.

Kortom, alles lijkt erop te wijzen dat de term „bedrijf”, ook wat gedelegeerde verordening 2019/33 aangaat, niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden geïdentificeerd met één enkel agronomisch oppervlak.

2. Rechtspraak van het Hof inzake het begrip „bedrijf”

43.

De verwijzende rechter redeneert terecht dat bij gebreke van een definitie van het begrip „bedrijf” in gedelegeerde verordening 2019/33, redelijkerwijs kan worden aangeknoopt bij de rechtspraak waarin dit begrip is uitgelegd in verband met de landbouwproductie.

44.

Het Bundesverwaltungsgericht geeft blijk van een grondige kennis van de rechtspraak van het Hof. In zijn verwijzingsbeslissing merkt het op dat in die rechtspraak reeds is „gepreciseerd in welke omstandigheden een slechts gepachte productie-eenheid aan een bedrijf kan worden toegerekend en door de eigenaar van het bedrijf wordt beheerd”. ( 14 )

45.

Daar voegt het, onder aanhaling van de desbetreffende arresten, aan toe dat volgens het Hof:

bovenal bepalend is of de landbouwer bij de uitoefening van zijn landbouwactiviteit over voldoende autonomie beschikt ( 15 );

de landbouwer niet onbeperkt over die oppervlakte hoeft te kunnen beschikken, maar wel een bepaalde armslag voor zijn landbouwactiviteit moet hebben ( 16 ), en

de landbouwactiviteit geen noemenswaardige hinder mag ondervinden van de intensiteit, de aard, de duur en de planning van een niet-landbouwactiviteit die gelijktijdig wordt uitgeoefend ( 17 ). Alleen dan kan worden aangenomen dat de landbouwer het zelfstandige beheer over de gehuurde installaties voert. ( 18 )

46.

Het Hof heeft zich metterdaad uitgesproken over het verband tussen landbouwoppervlakten en een bedrijf en heeft criteria voor het beheer ervan vastgesteld in verband met regels waarin het begrip „bedrijf” op vergelijkbare wijze wordt gebruikt als in verordening nr. 1307/2013 (waarnaar in verordening nr. 1308/2013 en, bij uitbreiding, in gedelegeerde verordening 2019/33 wordt verwezen).

47.

In die rechtspraak heeft het Hof zich, ten aanzien van het beheer of het bestuur van een „bedrijf”, met name geconcentreerd op het element „eenheden” (of „productie-eenheden”) als een integrerend deel ervan.

48.

In het arrest Landkreis Bad Dürkheim heeft het Hof geoordeeld dat het voor de vraag of het gebruik van landbouwgrond kan worden beschouwd als een onderdeel van productie-eenheden die door een landbouwer worden beheerd, niet relevant is wat de aard is van de rechtsbetrekking waarop dat gebruik is gebaseerd. ( 19 ) Daarbij onderstreepte het Hof dat „grond […] tot het bedrijf van de landbouwer behoort wanneer deze landbouwer bevoegd is om die grond voor de uitoefening van een landbouwactiviteit te beheren[,] [waarbij] de landbouwer […] bij de uitoefening van zijn landbouwactiviteit op die oppervlakte over voldoende autonomie [moet] beschikken”. ( 20 )

49.

Dat een territoriaal verband tussen productie-eenheden niet noodzakelijk is, wordt op meer geprononceerde wijze tot uitdrukking gebracht in het arrest Agrargenossenschaft Alkersleben. In dat geding had een producent wiens bedrijf in een deelstaat van Duitsland was gevestigd, het voornaamste deel van zijn productie naar een andere deelstaat verlegd. Volgens het Hof was de verlegging naar een andere productie-eenheid niet relevant: de producent is vrij om de productielocatie te kiezen. Wel moet hij het beheer voeren over een geheel van productie-eenheden (welke hij niet in eigendom hoeft te hebben) die op het geografische grondgebied van een lidstaat zijn gelegen. ( 21 )

50.

In het arrest Avio Lucos is bij de uitlegging van het begrip „bedrijf”, zoals bedoeld in verordening nr. 1307/2013, nogmaals gewezen op het verband tussen de productie-eenheden en het beheer (en niet noodzakelijkerwijs de eigendom) ervan door de landbouwer. ( 22 )

51.

De te volgen lijn die uit die arresten voortvloeit, pleit voor een lezing van het begrip „bedrijf” volgens welke dit begrip niet beperkt is tot grond in eigendom van de producent, maar zich kan uitstrekken tot gepachte grond (die bijgevolg op andere landbouwgrond dan die van de producent zelf is gelegen).

3. Toepassing van deze criteria op de onderhavige zaak

a) „Druiven die zijn geoogst in wijngaarden die door dat bedrijf worden geëxploiteerd”

52.

Op basis van die lijn zou de omstandigheid dat het product dat de producent wil presenteren met de aanduiding „Weingut”, is bereid van druiven die zijn geoogst in wijngaarden die fysiek niet behoren tot het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, maar zijn gelegen op grond die door de producent wordt gepacht, geen bezwaar mogen vormen. ( 23 ) De functionele, en niet louter ruimtelijke opvatting van het begrip „bedrijf” zou dit toestaan.

53.

Alle partijen die ter terechtzitting zijn verschenen, met inbegrip van het Land, waren het eens met deze vaststelling. Het standpunt van het Land is in het bijzonder relevant, omdat het aanvaardt dat het bedrijf waarvan de aanduiding zal worden vermeld in de presentatie van de wijn, andere (en op afstand gelegen) wijngaarden kan omvatten die niet toebehoren aan de eigenaar van dat bedrijf.

54.

Zoals ik reeds heb opgemerkt ( 24 ), lijkt de verwijzende rechter tot dezelfde slotsom te komen: het pachten van wijngaarden op aanzienlijke afstand van de hoofdvestiging van de wijnbouwer zou in beginsel geen gevolgen mogen hebben voor het gebruik van aanduidingen die verwijzen naar het wijnbouwbedrijf. ( 25 )

55.

Anders dan in artikel 5 van verordening (EEG) nr. 997/81 ( 26 ) het geval was, worden de litigieuze aanduidingen in artikel 54, lid 1, eerste alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 voorbehouden „[aan] wijnbouwproducten met een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding”. ( 27 )

56.

Dat verklaart waarom de omstandigheid dat de gepachte wijngaarden zijn gelegen op ongeveer 70 kilometer van Zell, waar zich de hoofdvestiging van de producent bevindt, in dit geding geen probleem vormt: zij liggen immers binnen het afgebakende gebied van de beschermde geografische aanduiding. ( 28 )

57.

Het regelgevingskader voorziet ook, en specifiek, in de mogelijkheid om kwaliteit en kleinere territoriale wijnproductie-eenheden met elkaar te verbinden. Artikel 120, lid 1, onder g), van verordening nr. 1308/2013, aangevuld door artikel 55 van gedelegeerde verordening 2019/33, staat toe dat bij de etikettering of presentatie van wijnen, als facultatieve aanduiding „de naam van een andere geografische eenheid die kleiner of groter is dan het gebied dat aan de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding ten grondslag ligt” wordt vermeld.

58.

Het gebruik van het syntagma geografische eenheid om naar die kleinere gebieden te verwijzen, en daarmee niet per se naar het landbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, laat zien dat dat bedrijf niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden geassocieerd met de grond die op een en hetzelfde, aan de producent toebehorend landgoed is gelegen. Integendeel zelfs: het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd kan grond omvatten die eigendom is van een ander en die is overgedragen of verpacht aan de producent, die daar zijn landbouwactiviteit uitoefent.

59.

Het voorgaande stuit op een bezwaar, waar de verwijzende rechter nadrukkelijk op wijst ( 29 ): indien de opneming (in de etikettering of de presentatie van de wijn) van aanduidingen die verwijzen naar het wijnbouwbedrijf tot doel heeft „om de consument beter te informeren over de plaats waar het wijnbouwproduct is geproduceerd, met name wanneer die plaatsen bij de consument goed bekend zijn” ( 30 ), wordt de consument dan niet misleid door de uitlegging van het begrip „bedrijf” in de hierboven beschreven zin?

60.

Het bezwaar is zwaarwegend, maar niet onoverkomelijk. De consument zal erop vertrouwen dat een wijn die wordt gepresenteerd met de aanduiding van het naamgevende bedrijf van hogere kwaliteit is, en heeft er recht op dat het verband tussen de wijn en het wijnbouwbedrijf niet verdwijnt. Daarvoor is het evenwel niet noodzakelijk dat de wijn afkomstig is van grond waarvan de producent de eigenaar is; het volstaat dat de wijn onder zijn leiding, toezicht en verantwoordelijkheid wordt geproduceerd, als eigenaar van het bedrijf zoals opgevat in de reeds uiteengezette functionele zin.

b) Het wijnpersen als onderdeel van het wijnbereidingsproces

61.

In artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening 2019/33 wordt onderscheid gemaakt tussen de druivenoogst enerzijds en de wijnbereiding uit de druiven anderzijds. Het wijnbereidingsproces omvat verschillende fasen, waaronder de persing.

62.

Bijgevolg moet worden opgehelderd of het begrip „bedrijf” zoals dat tot nu toe is gebruikt ( 31 ), ook kan worden toegepast wanneer, krachtens deze bepaling, de wijnbereiding volledig moet plaatsvinden op het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd. ( 32 )

63.

In mijn optiek kunnen de overwegingen inzake de flexibele en functionele lezing van het begrip „bedrijf” (in de zin dat het begrip niet is verbonden met de territoriale basis, maar veeleer met het beheer en de administratie van de voor de productie gebruikte eenheden en de verantwoordelijkheid van de producent voor die eenheden) niet alleen worden toegepast op de teelt en de oogst van druiven, maar ook op het wijnpersen, als onderdeel van het wijnbereidingsproces.

64.

Vanuit dat oogpunt vindt de wijnbereiding volledig plaats op het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, ook wanneer een deel van dat proces wordt uitgevoerd in een installatie buiten de omtrek van de grond die aan de producent toebehoort, indien de wijnpersinstallatie deel uitmaakt van dat bedrijf (waarnaar de wijn is vernoemd) in de eerder aangegeven functionele zin.

65.

Wanneer wordt erkend dat er tussen de teelt en de oogst van de druiven, die essentieel zijn voor het eindresultaat, en de grond die eigendom van de wijnbouwer is geen territoriaal verband hoeft te bestaan (aangezien hij ook andere grond kan pachten, die dan deel van zijn bedrijf zal uitmaken), kan dezelfde redenering a fortiori worden toegepast op het wijnpersen. ( 33 )

66.

Ook hier konden de deelnemers aan de terechtzitting, waaronder het Land, zich vinden in die beoordeling. De fysieke locatie van de wijnpersinstallatie is niet het relevante gegeven. Van essentieel belang is daarentegen dat de wijnbouwer die eigenaar is van het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd adequaat toezicht uitoefent op het wijnpersen, dat het voorwerp van de andere prejudiciële vragen is.

67.

Deze oplossing is niet in strijd met de rechtspraak van het Hof inzake het verloop van wijnbereidingsprocedés, waaruit geen eenduidige oplossingen kunnen worden geëxtraheerd, aangezien die rechtspraak zich toespitst op de specifieke kenmerken van elke zaak. De verwijzende rechter signaleert dit terecht waar hij opmerkt:

dat uit het arrest van 18 oktober 1988, Erzeugergemeinschaft Goldenes Rheinhessen ( 34 ), geen lessen kunnen worden getrokken voor deze zaak aangezien dat geding betrekking had op de botteling en niet op de wijnbereiding, en bovendien verschillen de destijds uitgelegde regels van die welke op deze zaak van toepassing zijn;

dat de overwegingen in het arrest van 29 juni 1994, Baux ( 35 ), ook niet veel meer duidelijkheid verschaffen. Daarin werd weliswaar verklaard dat de toepasselijke wetgeving niet vereiste dat wijnbouwers zelf eigenaar van de voor de wijnbereiding gebruikte installaties waren, maar die vaststelling had betrekking op het verschil met de eigendom van een coöperatieve vennootschap die op haar beurt optrad als „bedrijf”. Die coöperatieve vennootschap teelde de druiven in haar eigen wijngaarden en bereidde de wijn in haar eigen installaties.

68.

Van de situaties waarop die twee arresten zien, vertoont die van het arrest Baux ( 36 ) een zekere gelijkenis met die welke in casu aan de orde is, aangezien dat arrest draaide om het gebruik van de term „château” om de naam van een wijnbouwbedrijf aan te duiden. Het Hof heeft in dat arrest geoordeeld ( 37 ) dat de op het geding toepasselijke regel:

enerzijds de „consumenten die wijn met een prestigieuze aanduiding, zoals ,château’, [kochten], [garandeerde] dat de belangrijkste productiestadia van die wijn, te weten die vanaf het oogsten van de druiven tot het bereiden van de wijn, [hadden] plaatsgevonden onder daadwerkelijke leiding, nauw en permanent toezicht en uitsluitende verantwoordelijkheid van een ondernemer aan wie de kwaliteit van het product [kon] worden toegeschreven” ( 38 );

anderzijds vereiste dat „alle druiven zijn geoogst in wijngaarden die deel uitmaken van dat wijnbouwbedrijf, en betrouwbare procedures zijn ingevoerd om te garanderen, dat de druiven die zijn geoogst op gronden die tot het voormalige domein van het château behoren, afzonderlijk tot wijn worden verwerkt” ( 39 ).

69.

Het arrest Baux vertoont een zekere ambivalentie, die voortvloeit uit de bijzonderheden van die zaak. Terwijl in dat arrest het essentiële idee wordt onderschreven dat het bedrijf onder de daadwerkelijke leiding en verantwoordelijkheid moet staan van de producent aan wie de kwaliteit van de wijn wordt toegeschreven, wordt er ook enige ambiguïteit ingevoerd met betrekking tot het territoriale verband met de op het terrein van het „château” geproduceerde druiven.

70.

Het Hof preciseert dat de regeling niet „verlangt […] dat de druiven tot wijn worden verwerkt in installaties die zich bevinden op een domein waartoe een château behoort[,] [noch] dat de wijnbouwers zelf eigenaar zijn van de voor de wijnbereiding gebruikte installaties”, maar lijkt vervolgens te pleiten voor een territoriaal verband tussen de wijnbereiding en de gronden waarop de wijngaarden concreet worden gecultiveerd.

71.

Gelet op al deze elementen, stel ik vast dat het wijnpersen kan worden geacht te zijn verricht op het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd wanneer die persing heeft plaatsgevonden in een gehuurde wijnpersinstallatie die exclusief ter beschikking van de eigenaar van dat bedrijf is gesteld.

72.

Op deze manier wordt, gezien de hoge kosten die wijnpersinstallaties met zich mee kunnen brengen ( 40 ), de toetreding van kleine producenten tot de markt onder voorwaarden van gelijkheid vergemakkelijkt. ( 41 ) Indien het gebruik van kwaliteitsaanduidingen die naar een bedrijf verwijzen, zou worden beperkt tot wijnbouwers die op hun eigen terrein over alle productie-eenheden beschikken, zou de mogelijkheid om die aanduidingen te gebruiken worden beperkt tot grote ondernemingen, ten nadele van het concurrentievermogen en van kleine producenten. ( 42 )

73.

Zoals de verwijzende rechter opmerkt, is voor deze oplossing gekozen in een andere lidstaat (Oostenrijk) ( 43 ), die de uitbesteding van de verwerking, de productie, de persing of de filtering van wijn op contractbasis toestaat. Oostenrijk lijkt niet te vereisen dat er een nauw verband bestaat tussen de vaste inrichting en het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd. ( 44 )

74.

Het bevestigende antwoord op de eerste prejudiciële vraag opent de deur naar de analyse van de andere vragen.

B.   Tweede en derde prejudiciële vraag

75.

Deze twee vragen, die tezamen kunnen worden behandeld, gaan uit van een bevestigend antwoord op de eerste vraag. Met dat als vertrekpunt, richt de verwijzende rechter zich op het optreden van medewerkers, van wijnbouwer A of van anderen, bij het persen van de druiven in de gehuurde installatie.

76.

Specifiek zijn dit de vragen van de verwijzende rechter:

„Is het in het geval van een bevestigend antwoord noodzakelijk dat het wijnpersen wordt uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, althans dat zij er ter plaatse toezicht op uitoefenen, of kan het wijnpersen ook door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt worden uitgevoerd volgens instructies van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd?”

„Indien het wijnpersen ook kan worden uitgevoerd door medewerkers van het wijnbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt, mag hun dan de bevoegdheid zijn verleend om bij plotseling optredende problemen zelfstandig in te grijpen in het wijnpersen?”

77.

Ter terechtzitting hadden de opmerkingen van partijen en van de Commissie juist betrekking op aspecten die verband houden met de medewerkers die betrokken zijn bij het wijnpersen. Daarbij toonde het Land zich bezorgd over de mechanismen om te controleren of het wijnpersen heeft plaatsgevonden onder leiding, toezicht en verantwoordelijkheid van de producent wanneer die producent technische installaties heeft gehuurd en een beroep heeft gedaan op externe dienstverleners.

78.

Uit de hierboven aangehaalde rechtspraak volgt dat de producent er in ieder geval voor moet zorgen dat bij de wijnbereiding die plaatsvindt in gehuurde, maar tot zijn bedrijf (in de eerder uiteengezette functionele zin) behorende installaties, dezelfde technieken of methoden worden gebruikt als op het bedrijf waarvan hij eigenaar is.

79.

De wijnbouwer die de persing van de druiven uitvoert in een gehuurde wijnpersinstallatie, moet daarbij dus verzekeren dat dit stadium (en andere stadia) van het wijnbereidingsproces plaatsvinden onder zijn „daadwerkelijke leiding, nauw en permanent toezicht en uitsluitende verantwoordelijkheid”. ( 45 )

80.

Als aan dat vereiste is voldaan, staat niets eraan in de weg dat de persing wordt uitgevoerd door medewerkers die gewoonlijk de wijnpersinstallatie bedienen ( 46 ) en niet door medewerkers van het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd. Wil het proces aan de eigenaar van dat laatste bedrijf kunnen worden toegeschreven, dan moet de wijnbouwer die de wijnpersinstallatie huurt, echter controleren (hetzij persoonlijk, hetzij via zijn medewerkers of medewerkers die aan hem verbonden zijn door een dienstverleningsovereenkomst) dat de persing voldoet aan zijn eisen.

81.

Mijns inziens volstaat het daarbij niet om algemene instructies te geven aan de verhuurder van de wijnpersinstallatie, aangezien niet kan worden uitgesloten dat zich tijdens het wijnpersen onvoorziene gebeurtenissen voordoen die het nemen van onmiddellijke beslissingen vereisen. Dergelijke beslissingen kunnen alleen worden genomen door de producent of door personeel dat bij hem in dienst is, en niet aan derden worden gedelegeerd, aangezien alleen hij of dat personeel voldoende goed bekend is met de specifieke kenmerken van zijn wijnbereidingsmethode.

82.

In mijn optiek kan het Hof ermee volstaan te wijzen op dit criterium. Het zijn de administratieve autoriteiten (uiteindelijk de regelgevende en toezichthoudende raden voor de oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding) die dit in meer precieze regels zullen moeten vertalen.

83.

In laatste instantie staat het aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de mate van interventie van de producent in het wijnpersen in de door hem gehuurde persinstallatie deze voorwaarden vervult. De overeenkomst die wordt gesloten voor de huur van de installatie zal een relevant (zij het niet het enige) element zijn om de grenzen van het handelen van elk van de partijen bij die overeenkomst te bepalen.

C.   Vierde prejudiciële vraag

84.

De verwijzende rechter wenst te vernemen in hoeverre het van invloed is dat de verhuurder van de wijnpersinstallatie waar de persing wordt uitgevoerd een eigen economisch belang heeft bij de wijze waarop die handeling wordt verricht. Dat belang zou kunnen voortvloeien uit het feit dat de overeenkomst voorziet in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit.

85.

Het staat aan de rechter die – in elk individueel geval – een beslissing moet geven in gedingen over deze kwestie, om vast te stellen of een contractueel beding een economisch risico met zich meebrengt dat mogelijk niet strookt met de uitsluitende verantwoordelijkheid van de eigenaar van het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

86.

In mijn opvatting hoeven de overeengekomen vergoedingen en stimulansen de producent nochtans niet te belemmeren in zijn mogelijkheden om daadwerkelijk te beslissen over en toe te zien op de persingshandelingen. Als verantwoordelijke voor het wijnbereidingsproces heeft hij er zelf ook belang bij dat de persing, met toepassing van de technieken of methoden die bepalend zijn voor de oenologische kenmerken van zijn wijnen, leidt tot hogere opbrengsten met behoud van de kwaliteit van het product.

V. Conclusie

87.

Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging om het Bundesverwaltungsgericht te antwoorden als volgt:

„Artikel 54, lid 1, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie

moet aldus worden uitgelegd dat

1)

de wijnbereiding kan worden geacht volledig te hebben plaatsgevonden op het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, wanneer het persen van de druiven wordt uitgevoerd in een wijnpersinstallatie die gedurende 24 uur wordt gehuurd van een derde en die uitsluitend ter beschikking staat van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, mits dat geschiedt onder de daadwerkelijke leiding, het nauwe en permanente toezicht en de verantwoordelijkheid van de eigenaar van laatstbedoeld bedrijf;

2)

onder diezelfde voorwaarden van daadwerkelijke leiding, nauw en permanent toezicht en verantwoordelijkheid van de eigenaar van het bedrijf waarnaar de wijn is vernoemd, niets eraan in de weg staat dat medewerkers van het landbouwbedrijf dat de wijnpersinstallatie verhuurt deelnemen aan de persing van de druiven en dat de huurovereenkomst bedingen bevat die voorzien in een toeslag op de prijs op basis van de opbrengst en de kwaliteit per hectoliter wijn.”


( 1 ) Oorspronkelijke taal: Spaans.

( 2 ) Gedelegeerde verordening van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie (PB 2019, L 9, blz. 2).

( 3 ) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671), zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van de verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (PB 2021, L 435, blz. 262).

( 4 ) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608).

( 5 ) Weinverordnung in der Fassung der Bekanntmachung vom 21. April 2009 (BGBl. I S. 827), die zuletzt durch Artikel 1 der Verordnung vom 21. Oktober 2022 (BGBl. I S. 1873) geändert worden ist [wijnbesluit zoals bekendgemaakt op 21 april 2009 (BGBl. I, blz. 827), laatstelijk gewijzigd door artikel 1 van het besluit van 21 oktober 2022 (BGBl. I, blz. 1873)].

( 6 ) Niet ter discussie staat dat de gehuurde wijnpersinstallatie gedurende die periode uitsluitend ter beschikking staat van het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

( 7 ) Verordening van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB 2009, L 193, blz. 60).

( 8 ) Verordening nr. 1308/2013, die bepalingen bevat inzake het in de handel brengen van bepaalde producten, regelt de etikettering en presentatie in de wijnsector in een afzonderlijke afdeling [afdeling 3 („Etikettering en presentatie in de wijnsector”) in hoofdstuk I („Afzetvoorschriften”) van titel II („Voorschriften betreffende de afzet en de producentenorganisaties”)].

( 9 ) Voor Duitsland is „Weingut” een van die aanduidingen. De andere toegestane aanduidingen zijn „Burg”, „Domäne”, „Kloster”, „Schloss”, „Stift”, „Weinbau”, „Weingärtner” en „Winzer”. De aanduiding „Gutsabfüllung”, die in het Duitse recht figureert in § 38 van het wijnbesluit, wordt niet vermeld. Ik zal daarom alleen de aanduiding „Weingut” gebruiken, die de aanduiding is die in het Unierecht is geïncorporeerd.

( 10 ) In andere taalversies worden soortgelijke bewoordingen gebruikt. Zo luidt het laatste deel van de zin in de Duitse taalversie: „die Weinbereitung vollständig in diesem Betrieb erfolgt”, in de Engelse taalversie: „the winemaking is entirely carried out on that holding”, in de Franse taalversie: „la vinification est entièrement effectuée dans cette exploitation”, en in de Italiaanse taalversie: „la vinificazione è interamente effettuata nell’azienda”.

( 11 ) Cursivering van mij.

( 12 ) Die verwijzing was van kracht op de datum van het geding en is daarna vervangen door een verwijzing naar de definities in verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van de verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en nr. 1307/2013 (PB 2021, L 435, blz. 1).

( 13 ) Zie arrest van 26 oktober 2006, Kibler (C‑275/05, EU:C:2006:682, punt 22): „Uit het begrip ,bedrijf’ van artikel 12, lid 1, sub d, van verordening [(EEG)] nr. 857/84 [van de Raad van 31 maart 1984 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB 1984, L 90, blz. 13)] […] volgt […] dat voor de toepassing van deze verordening het bedrijf het geheel van productie-eenheden is die door de producent worden beheerd. Aangezien zowel artikel 7, lid 1, van verordening nr. 857/84 als artikel 7, eerste alinea, punten 2, 3 en 4, van verordening [(EEG)] nr. 1546/88 [van de Commissie van 3 juni 1988 tot vaststelling van de nadere voorschriften voor de toepassing van de bij artikel 5 quater van verordening (EEG) nr. 804/68 ingestelde extra heffing (PB 1988, L 139, blz. 12)] hetzelfde begrip gebruiken, moeten deze bepalingen op uniforme wijze worden uitgelegd. Aangezien beide bepalingen hetzelfde doel nastreven en genoemde tweede bepaling de toepassingsregel van de eerste is, moeten beide bepalingen in het belang van de rechtszekerheid op uniforme wijze worden uitgelegd.”

( 14 ) Verwijzingsbeslissing, punt 18.

( 15 ) Arresten van 14 oktober 2010, Landkreis Bad Dürkheim (C‑61/09, EU:C:2010:606, punt 62), en 2 juli 2015, Wree (C‑422/13, EU:C:2015:438, punt 44).

( 16 ) Arrest van 2 juli 2015, Demmer (C‑684/13, EU:C:2015:439, punten 61 en 62). Mijns inziens is het nut van dat arrest hier gering: in die zaak ging het om beperkingen die aan een landbouwer werden opgelegd om de veiligheid van het luchtverkeer te waarborgen.

( 17 ) Ibidem, punten 69 en 70.

( 18 ) Arrest van 15 januari 1991, Ballmann (C‑341/89, EU:C:1991:11, punt 15).

( 19 ) Arrest van 14 oktober 2010 (C‑61/09, EU:C:2010:606, punten 52, 54, 55, 58 en 62). Volgens vaste rechtspraak van het Hof is de titel waaronder de producent het bedrijf uitoefent irrelevant [arresten van 8 mei 2003, Agrargenossenschaft Alkersleben (C‑268/01, EU:C:2003:263, punt 30), en 24 juni 2010, Pontini e.a. (C‑375/08, EU:C:2010:365, punt 62)].

( 20 ) Deze laatste rechtspraak is later aangehaald in het arrest van 2 juli 2015, Wree (C‑422/13, EU:C:2015:438, punt 44).

( 21 ) Arrest van 8 mei 2003, Agrargenossenschaft Alkersleben (C‑268/01, EU:C:2003:263, punten 3033). De regelgevingscontext was die van verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB 1992, L 405, blz. 1).

( 22 ) Arrest van 7 april 2022, Avio Lucos (C‑176/20, EU:C:2022:274, punt 36). Die door de landbouwer beheerde productie-eenheden kunnen bijvoorbeeld andermans dieren omvatten die voor begrazing worden gebruikt, mits de landbouwer voldoende beschikkingsbevoegdheid over deze dieren heeft om zijn landbouwactiviteit uit te oefenen.

( 23 ) Ervan uitgaande, logischerwijs, dat de gepachte wijngaarden zich binnen het afgebakende gebied van de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding bevinden.

( 24 ) Zie punt 27 hierboven.

( 25 ) Verwijzingsbeslissing, punt 31.

( 26 ) Verordening van de Commissie van 26 maart 1981 houdende uitvoeringsbepalingen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van wijn en druivenmost (PB 1981, L 106, blz. 1).

( 27 ) Dat is ook logisch, aangezien het voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van essentieel belang is dat de kwaliteit, de kenmerken of de reputatie van het product te danken zijn aan of kunnen worden toegeschreven aan een geografische oorsprong [artikel 93, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 1308/2013].

( 28 ) Landwein der Mosel (https://ec.europa.eu/info/food-farming-fisheries/food-safety-and-quality/certification/quality-labels/geographical-indications-register/details/EUGI00000004687).

( 29 ) Verwijzingsbeslissing, punt 24.

( 30 ) Overweging 49 van verordening 2019/33.

( 31 ) Zoals de verwijzende rechter opmerkt, moeten de criteria die zijn vastgesteld op het algemene gebied van de landbouwproductie strikt worden uitgelegd wanneer zij worden toegepast op de regeling voor de wijnbouw, gelet op het nauwe verband tussen de vaste productie-inrichting en het wijnbouwbedrijf waarnaar de wijn is vernoemd.

( 32 ) Deze voorwaarde is ingevoerd bij artikel 57 van verordening nr. 607/2009. Tot dan toe hield het vereiste in dat „de druiven in dat bedrijf tot wijn zijn verwerkt” [artikel 4, lid 3, van verordening (EEG) nr. 1608/76 van de Commissie van 4 juni 1976 houdende uitvoeringsbepalingen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van wijn en druivenmost (PB 1976, L 183, blz. 1)].

( 33 ) In casu zou de persing, volgens wijnbouwer A, feitelijk niet meer dan drie uren vergen (punt 1 onder het opschrift dat is gewijd aan de eerste prejudiciële vraag in zijn schriftelijke opmerkingen).

( 34 ) Zaak 311/87 (EU:C:1988:483).

( 35 ) Zaak C‑403/92 (EU:C:1994:269).

( 36 ) Van toepassing was artikel 5, lid 1, van verordening nr. 997/81.

( 37 ) Arrest van 29 juni 1994, Baux (C‑403/92, EU:C:1994:269, punt 13). Ook toen moest de wijn „uitsluitend afkomstig [zijn] van in het betrokken bedrijf geoogste druiven en [moesten] de druiven in datzelfde wijnbouwbedrijf tot wijn zijn verwerkt”.

( 38 ) Ibidem, punten 14 en 15. Cursivering van mij.

( 39 ) Ibidem, punt 19 en, in dezelfde zin, punt 24.

( 40 ) Ter terechtzitting zijn voorbeelden gegeven van de kosten van wijnpersinstallaties en is erop gewezen dat het economisch verantwoord is (zoals ook door de verwijzende rechter is vastgesteld) wanneer verschillende wijnbouwers het gebruik ervan delen. De Commissie heeft daarnaast oenologische redenen aangevoerd, daar het vervoer van de geoogste druiven naar een op afstand gelegen wijnpersinstallatie de kwaliteit van de druiven kan aantasten.

( 41 ) De economische levensvatbaarheid van deze kleine bedrijven is een aandachtspunt van de Uniewetgever. Volgens overweging 13 van verordening 2021/2117 „wordt de wijnsector van de Unie ook gekenmerkt door een zeer groot aantal kleine familiebedrijven, met een ruime verscheidenheid aan wijnen tot gevolg”. In dezelfde overweging wordt gepleit voor het waarborgen van de economische levensvatbaarheid van hun projecten.

( 42 ) Volgens artikel 40, lid 1, VWEU wordt „[o]m de in artikel 39 [gemeenschappelijk landbouwbeleid] gestelde doeleinden te bereiken […] een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten tot stand gebracht”. Ingevolge lid 2 van dat artikel moet de gemeenschappelijke ordening „elke discriminatie tussen producenten […] van de Unie uitsluiten”.

( 43 ) § 22, lid 2, van het Bundesgesetz über den Verkehr mit Wein und Obstwein (federale wet inzake de handel in wijn en vruchtenwijn), zoals bekendgemaakt op 17 november 2009 (Oostenrijks BGBl. I nr. 111/2009) en gewijzigd bij de wet van 29 mei 2019 (Oostenrijks BGBl. I nr. 48/2019), juncto § 2, lid 1, en § 2, lid 2, punt 1, van de Verordnung des Bundesministers für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft über die Bezeichnung von Weinen (besluit van de federale minister van Land- en Bosbouw, Milieu en Waterbeheer betreffende de aanduiding van wijnen), zoals bekendgemaakt op 1 april 2011 (Oostenrijks BGBl. II nr. 111/2011) en laatstelijk gewijzigd bij wijzigingsbesluit van 23 juli 2018 (Oostenrijks BGBl. II nr. 184/2018).

( 44 ) Punt 32 van de verwijzingsbeslissing.

( 45 ) Arrest van 29 juni 1994, Baux (C‑403/92, EU:C:1994:269, punt 15).

( 46 ) Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft opgemerkt, zijn die medewerkers het best bekend met de werking van de installatie.