4.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 401/17


Beroep ingesteld op 11 augustus 2021 — Hongarije / Commissie

(Zaak T-491/21)

(2021/C 401/18)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér en G. Koós, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2021/988 van de Commissie van 16 juni 2021 tot onttrekking aan financiering door de Europese Unie van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (1), voor zover het betrekking heeft op Hongarije en steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling met betrekking tot de begrotingsjaren 2016-2019 onttrekt aan Uniefinanciering wegens het ontbreken van een essentiële controle (Plattelandsontwikkeling Elfpo, bosbouwmaatregelen);

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Hongaarse regering legt de Commissie artikel 30 van verordening (EU) nr. 1306/2013 (2) en artikel 28, lid 1, onder b), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 (3) onjuist uit. De Hongaarse regering is van mening dat de redenering in punt 3.4.2 van de toelichting van de Commissie met als opschrift “Methoden voor de berekening van de steun voor plattelandsontwikkeling om dubbele financiering uit te sluiten”, in de versie van februari 2017, niet strookt met de genoemde bepalingen. De toelichting is niet juridisch bindend en de daarin aangevoerde uitlegging is daarenboven niet verenigbaar met het Unierecht.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de Hongaarse regering in wezen één middel aan. Volgens haar vereisen artikel 30 van verordening (EU) nr. 1306/2013 en artikel 28, lid 1, onder b), van uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 niet dat een controle wordt ingesteld voor de dubbele financiering die zou kunnen voortvloeien uit de steun die wordt verleend ten behoeve van vergroening en herbebossing, aangezien er volgens de geldende bepalingen van Unierecht geen gegrond risico van dubbele financiering bestaat met betrekking tot deze twee doeleinden.

Tot staving van haar betoog tracht de Hongaarse regering in de eerste plaats aan te tonen dat de gefinancierde uitgaven voor herbebossing een totaal ander doel dienen dan die voor vergroening. Vervolgens wijst de Hongaarse regering er in haar verzoekschrift op dat de context van beide steunmaatregelen ook totaal verschillend is. De subsidiabiliteitscriteria zijn verschillend voor de twee steunmaatregelen en de subsidiabele kosten zijn niet identiek.

Ten slotte is de Hongaarse regering van mening dat de Europese Commissie de draagwijdte van het algemeen verbod van dubbele financiering in artikel 30 van verordening (EU) nr. 1306/2013 onjuist uitlegt en er geen rekening mee houdt dat de geldende Unieregeling niet uitdrukkelijk bepaalt dat ten behoeve van herbebossing en vergroening verstrekte steun dubbele financiering vormt.


(1)  PB 2021, L 218, blz. 9.

(2)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 549).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB 2014, L 227, blz. 69).