11.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 412/24


Beroep ingesteld op 10 augustus 2021 — Spanje/Commissie

(Zaak T-489/21)

(2021/C 412/25)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: S. Centeno Huerta, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 10 juni 2021 betreffende de door het Koninkrijk Spanje ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.28599 (C 23/10) (ex NN 36/10, ex CP 163/09) voor de ontwikkeling van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden (met uitzondering van Castilla-La Mancha);

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij acht middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van het recht van het Koninkrijk Spanje om te worden gehoord overeenkomstig artikel 41, lid 2, van het Handvest (1), en schending van artikel 4, lid 4, juncto artikel 6 van verordening 2015/1589 (2), omdat de bewijslast inzake de selectiviteit naar het Koninkrijk Spanje werd verschoven.

2.

Tweede middel: schending van artikel 266 VWEU aangezien de Europese Commissie haar bevoegdheid heeft overschreden bij de uitvoering van het arrest van 20 december 2017, C-70/16 P, en schending van de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen, en inzonderheid het verbod van “reformatio in peius” en artikel 47 van het Handvest.

3.

Derde middel: schending van het in artikel 41 van het Handvest vastgestelde recht op behoorlijk bestuur, wegens de onnodige vertraging van drie jaar en zes maanden om te voldoen aan de in dat arrest opgelegde verplichting om de selectiviteit te motiveren.

4.

Vierde middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU, wegens een onregelmatige analyse van de selectiviteit, waarbij de bewijslast werd omgekeerd.

5.

Vijfde middel: schending van artikel 1, onder d), van verordening 2015/1589 omdat de maatregel als “steunmaatregel” werd gekwalificeerd.

6.

Zesde middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU omdat voor de omschrijving van voordeel van het besluit zelf vage en tegenstrijdige kwantificeringscriteria werden ingevoerd.

7.

Zevende middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU omdat er voor de betrokken begunstigden geen sprake was van een voordeel en wegens een beoordelingsfout bij de bepaling van de begunstigde.

8.

Achtste middel: schending van artikel 107 VWEU wegens een onjuiste beoordeling van de verenigbaarheid.


(1)  Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2016, C 202, blz. 389).

(2)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).