|
17.1.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 24/38 |
Beschikking van het Gerecht van 11 november 2021 — QC / Commissie
(Zaak T-77/21) (1)
(“Openbare dienst - Ambtenaren - Pensioen - Overdracht van nationale pensioenrechten - Besluit tot vaststelling van het aantal dienstjaren - Gebonden bevoegdheid - Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Beroep kennelijk rechtens ongegrond - Geen inleiding van een procedure wegens niet-nakoming - Niet-ontvankelijkheid - Verzoek tot het geven van een bevel - Kennelijke onbevoegdheid”)
(2022/C 24/51)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: QC (vertegenwoordiger: F. Moyse, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Martin, B. Mongin en M. Brauhoff, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 270 VWEU tot, ten eerste, nietigverklaring van de kennisgeving van vaststelling van pensioenrechten van 6 april 2020 en, ten tweede, vergoeding van de materiële en immateriële schade die verzoeker zou hebben geleden
Dictum
|
1) |
Het beroep wordt verworpen, deels omdat het kennelijk rechtens ongegrond is, deels omdat het niet-ontvankelijk is en deels omdat het Gerecht kennelijk onbevoegd is om ervan kennis te nemen. |
|
2) |
QC wordt verwezen in de kosten. |