30.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/17 |
Arrest van het Hof (negende kamer) van 8 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — VB / GUPFINGER Einrichtungsstudio GmbH
(Zaak C-625/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Onrechtmatige opzegging van een overeenkomst door de consument - Als oneerlijk aangemerkt beding tot vaststelling van het recht van de beroepsbeoefenaar op schadevergoeding - Toepassing van het aanvullende nationale recht)
(2023/C 35/18)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberste Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: VB
Verwerende partij: GUPFINGER Einrichtungsstudio GmbH
Dictum
Artikel 6, lid 1 en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
moeten aldus worden uitgelegd dat
wanneer een clausule inzake schadevergoeding in een verkoopovereenkomst als oneerlijk is aangemerkt en bijgevolg nietig is verklaard en de overeenkomst niettemin kan voortbestaan zonder dat beding, zij zich ertegen verzetten dat de beroepsverkoper die dit beding heeft opgelegd, in het kader van een vordering tot schadevergoeding die uitsluitend gebaseerd is op een bepaling van aanvullend recht waarin het nationale verbintenissenrecht voorziet, aanspraak kan maken op vergoeding van de schade zoals daarin wordt voorzien in de bepaling die toepasselijk zou zijn geweest bij het ontbreken van dat oneerlijke beding.