23.1.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/8


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 november 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus — Finland) — Procedure ingeleid door A

(Zaak C-296/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Controle op de verwerving en het bezit van vuurwapens - Richtlijn 91/477/EEG - Bijlage I, deel III - Normen en technieken voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens - Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 - Controle op en certificering van de onbruikbaarmaking van vuurwapens - Artikel 3 - Door een nationale autoriteit erkende controlerende entiteit - Verlening van een certificaat van onbruikbaarmaking - Entiteit die niet voorkomt op de lijst die is gepubliceerd door de Europese Commissie - Overbrenging van onbruikbaar gemaakte vuurwapens binnen de Europese Unie - Artikel 7 - Wederzijdse erkenning)

(2023/C 24/11)

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A

In tegenwoordigheid van: Helsingin poliisilaitos, Poliisihallitus

Dictum

1)

Bijlage I, deel III, van richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008, en artikel 3 van uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn,

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich er niet tegen verzetten dat een privaatrechtelijke rechtspersoon zoals een handelsvennootschap onder het begrip “controlerende entiteit” als bedoeld in lid 1 van laatstgenoemde bepaling valt, wanneer die persoon is opgenomen in de door de Europese Commissie krachtens artikel 3, lid 3, van die uitvoeringverordening gepubliceerde lijst.

2)

Bijlage I, deel III, van richtlijn 91/477, zoals gewijzigd bij richtlijn 2008/51, en artikel 7, lid 2, van uitvoeringsverordening 2015/2403,

moeten aldus worden uitgelegd dat

wanneer een certificaat van onbruikbaarmaking van een vuurwapen is afgegeven door een door een lidstaat aangewezen controlerende entiteit, de lidstaat waarnaar het onbruikbaar gemaakte vuurwapen wordt overgebracht, dat certificaat moet erkennen, tenzij de bevoegde autoriteiten van die lidstaat bij een summiere controle van het wapen in kwestie vaststellen dat dit certificaat kennelijk niet voldoet aan de voorschriften van deze uitvoeringsverordening.


(1)  PB C 289 van 19.7.2021.