7.11.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 424/9 |
Arrest van het Hof (zesde kamer) van 22 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht — Duitsland) — LB / TO
(Zaak C-120/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers - Organisatie van de arbeidstijd - Artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Richtlijn 2003/88/EG - Artikel 7 - Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon - Financiële vergoeding voor niet-opgenomen vakantie bij het einde van het dienstverband - Verjaringstermijn van drie jaar - Aanvang - Verstrekken van adequate informatie aan de werknemer)
(2022/C 424/09)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesarbeitsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: LB
Verwerende partij: TO
Dictum
Artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd en artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
moeten aldus worden uitgelegd dat:
zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon dat een werknemer over een referentieperiode heeft verworven, verjaart aan het einde van een periode van drie jaar die begint te lopen aan het einde van het jaar waarin dit recht is ontstaan, wanneer de werkgever de werknemer niet daadwerkelijk in staat heeft gesteld om dit recht uit te oefenen.