4.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 257/10 |
Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 5 mei 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud — Tsjechië) — HJ / Ministerstvo práce a sociálních věcí
(Zaak C-101/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2008/94/EG - Bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever - Artikel 2, lid 2 - Begrip “werknemer” - Artikel 12, onder a) en c) - Beperkingen ten aanzien van de verplichtingen van de waarborgfondsen - Persoon die op basis van een met een handelsvennootschap gesloten arbeidsovereenkomst de functie van lid van de raad van bestuur en die van directeur van die onderneming uitoefent - Cumulatie van functies - Nationale rechtspraak die deze persoon de in deze richtlijn vastgelegde waarborgen weigert)
(2022/C 257/14)
Procestaal: Tsjechisch
Verwijzende rechter
Nejvyšší správní soud
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: HJ
Verwerende partij: Ministerstvo práce a sociálních věcí
Dictum
Artikel 2, lid 2, en artikel 12, onder a) en c), van richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2015/1794 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale rechtspraak volgens welke een persoon die op basis van een naar nationaal recht geldige arbeidsovereenkomst cumulatief de functie van directeur en die van lid van het statutaire orgaan van een handelsvennootschap uitoefent, niet kan worden gekwalificeerd als werknemer in de zin van deze richtlijn en dus niet in aanmerking kan komen voor de door die richtlijn geboden waarborgen.