22.8.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 318/5 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 7 juli 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bezirksgericht Bleiburg — Oostenrijk) — LKW WALTER Internationale Transportorganisation AG / CB, DF, GH
(Zaak C-7/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Betekening en kennisgeving van stukken - Verordening (EG) nr. 1393/2007 - Artikel 8, lid 1 - Termijn van een week voor de uitoefening van het recht om de ontvangst van het stuk te weigeren - In een lidstaat gegeven beslissing tot gedwongen tenuitvoerlegging die in een andere lidstaat enkel in de taal van de eerste lidstaat ter kennis is gebracht - Regeling van deze eerste lidstaat die voorziet in een termijn van acht dagen om verzet aan te tekenen tegen die beslissing - Verzetstermijn die tegelijk met de termijn voor de uitoefening van het recht van weigering van ontvangst van het stuk begint te lopen - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op een doeltreffende voorziening in rechte)
(2022/C 318/06)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bezirksgericht Bleiburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: LKW WALTER Internationale Transportorganisation AG
Verwerende partijen: CB, DF, GH
Dictum
Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad juncto artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van de lidstaat waaronder de autoriteit ressorteert die een te betekenen of ter kennis te brengen stuk heeft afgegeven, volgens welke regeling het begin van de in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1393/2007 bedoelde termijn van een week waarbinnen degene voor wie een dergelijk stuk is bestemd dit op een van de in die bepaling genoemde gronden kan weigeren in ontvangst te nemen, samenvalt met het begin van de termijn voor het aantekenen van verzet tegen dat stuk in die lidstaat.