25.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/56


Beroep ingesteld op 9 november 2020 — NZ / Commissie

(Zaak T-668/20)

(2021/C 28/85)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: NZ (vertegenwoordiger: H. Tagaras, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de in punt 35 van het [verzoekschrift] gevraagde maatregelen tot organisatie van de procesgang treffen (alsmede die welke in de punten 21 en 30) worden genoemd) en aan het einde van de procedure;

de bestreden besluiten nietig verklaren;

de verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster voert vijf middelen aan ter onderbouwing van het beroep tot nietigverklaring van, primair, het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van haar verzoek om herziening van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/1/AD 10/18 om haar naam niet op te nemen op de reservelijst van dat vergelijkend onderzoek en het besluit tot afwijzing van haar klacht en, subsidiair, het bovenvermelde besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek.

1.

Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de motiveringsplicht, niet alleen wegens een ontoereikende motivering maar ook wegens een kennelijke tegenstrijdigheid in de motivering, met name als gevolg van het feit dat de jury haar, ondanks het feit dat haar letterlijke beoordeling voldoende was voor plaatsing op de reservelijst (“very strong”), niettemin gemiddeld een lagere beoordeling heeft gegeven (“strong to very strong”) waardoor zij niet op de lijst werd opgenomen.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, met name door de wisselende samenstelling van de jury en de omstandigheid dat kandidaten die exact dezelfde boordeling hadden als zij, wel op de reservelijst zijn opgenomen.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van de regels voor het functioneren van jury’s en selectiecomités.

4.

Vierde middel, ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout.

5.

Vijfde middel, ontleend aan schending van artikel 27 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie als gevolg van de schending die in het tweede middel wordt aangevoerd.