3.8.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/33


Beroep ingesteld op 11 juni 2020 — KL/EIB

(Zaak T-370/20)

(2020/C 255/44)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: KL (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Champetier, advocaten)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

mitsdien,

de besluiten van de EIB van 8 februari en 8 maart 2019 waarbij verzoeker arbeidsgeschikt is verklaard en zijn afwezigheid sinds 18 februari 2019 ongerechtvaardigd is geacht, nietig te verklaren;

voor zover nodig, het besluit van de president van de EIB van 16 maart 2020 waarbij de conclusies van de bemiddelingscommissie en, dientengevolge, de besluiten van 8 februari en 8 maart 2019 zijn bevestigd, nietig te verklaren;

mitsdien,

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van het invaliditeitspensioen, in principe met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2019;

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van vertragingsrente over het sinds 1 februari 2019 verschuldigde invaliditeitspensioen, en wel tot aan de volledige betaling ervan en tegen de rentevoet van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met twee punten;

de EIB te veroordelen tot betaling van de geleden immateriële schade;

de EIB te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van het beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van de artikelen 46-1 en 48-1 van de pensioenregeling en van artikel 11, leden 1 en 3, van de administratieve bepalingen alsmede aan een kennelijke onjuiste beoordeling.

2.

Tweede middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht.