20.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/26


Beroep ingesteld op 2 maart 2020 — PT Ciliandra Perkasa/Commissie

(Zaak T-138/20)

(2020/C 129/32)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: PT Ciliandra Perkasa (West-Jakarta, Indonesië) (vertegenwoordigers: F. Graafsma, J. Cornelis en E. Rogiest, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2092 van de Commissie van 28 november 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit Indonesië nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

1.

Eerste middel: bij de vaststelling van prijsonderbieding heeft de Commissie artikel 8, lid 1, en artikel 8, lid 2, van verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (“basisverordening”) geschonden, aangezien zij niet alle relevante bewijzen heeft onderzocht en geen prijsonderbieding voor het product in zijn geheel heeft vastgesteld.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft eveneens artikel 8, lid 5, van de basisverordening geschonden, aangezien zij haar analyse van het oorzakelijk verband heeft gebaseerd op een onjuiste vaststelling van prijsonderbieding.

3.

Derde middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 3 van de basisverordening geschonden door vast te stellen dat betalingen door het palmolieplantagefonds (“OPPF”) als subsidies dienen te worden aangemerkt in plaats van als betalingen voor de aankoop van biodiesel, en voorts dat de betalingen van het OPPF biodieselproducenten een voordeel opleveren, aangezien de Commissie (i) zich baseerde op een kennelijk onjuiste contrafeitelijke situatie, en (ii) niet heeft kunnen vaststellen dat het voordeel, als dat er al was, werd doorgegeven aan biodieselmengers.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 7 van de basisverordening geschonden bij de berekening van het bedrag van het voordeel in het kader van de OPPF-regeling.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft artikel 8, lid 1, en artikel 8, lid 8, van de basisverordening geschonden door haar vaststelling dat er sprake was van dreiging van schade niet te baseren op positief bewijs en een objectief onderzoek van alle relevante elementen.

6.

Zesde middel: de Commissie heeft de rechten van verdediging van verzoekster geschonden door bepaalde wezenlijke overwegingen betreffende de analyse van de prijsonderbieding alleen te vermelden in de bestreden verordening, waardoor verzoekster niet de mogelijkheid kreeg om hierover opmerkingen te maken.