14.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 433/33


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht München (Duitsland) op 1 oktober 2020 — Vodafone Kabel Deutschland/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband

(Zaak C-484/20)

(2020/C 433/41)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht München

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Vodafone Kabel Deutschland GmbH

Verwerende partij: Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.

Prejudiciële vraag

Dient artikel 62, lid 4, van richtlijn 2015/2366 (1) aldus te worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een nationale regeling of praktijk die bij wijze van overgangsregeling met betrekking tot duurovereenkomsten met consumenten het verbod van toeslagen voor het gebruik van betaalinstrumenten en betaaldiensten op grond van de overeenkomstige nationale omzettingsbepaling slechts toepast indien de onderliggende verbintenis op of na 13 januari 2018 is aangegaan en niet wanneer de onderliggende verbintenis vóór 13 januari 2018 is aangegaan, maar de verwerking van (verdere) betalingstransacties pas op of na 13 januari 2018 plaatsvindt?


(1)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van richtlijn 2007/64/EG (PB 2015, L 337, blz. 35).