14.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/11


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 3 maart 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Pécsi Törvényszék — Hongarije) — FGSZ Földgázszállító Zrt. / Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

(Zaak C-507/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 90 - Verlaging van de maatstaf van heffing - Gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de prijs - Schuldvordering die definitief oninbaar is geworden - Verjaringstermijn om te verzoeken de maatstaf van heffing van de btw naderhand te verlagen - Tijdstip waarop de termijn ingaat)

(2021/C 228/13)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Pécsi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: FGSZ Földgázszállító Zrt.

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Fellebbviteli Igazgatósága

Dictum

In het geval waarin een lidstaat een verjaringstermijn vaststelt na afloop waarvan een belastingplichtige met een definitief oninbaar geworden schuldvordering zijn recht op verlaging van de maatstaf van heffing niet langer kan doen gelden, moet artikel 90 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde — gelezen in samenhang met het beginsel van fiscale neutraliteit en het doeltreffendheidsbeginsel — aldus worden uitgelegd dat deze verjaringstermijn niet moet ingaan op het tijdstip waarop de betalingsverplichting oorspronkelijk behoorde te worden nagekomen, maar op het tijdstip waarop de schuldvordering definitief oninbaar is geworden.


(1)  PB C 28 van 25.1.2021.