11.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 266/5


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 mei 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — HEITEC AG / HEITECH Promotion GmbH, RW

(Zaak C-466/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Merken - Richtlijn 2008/95/EG - Artikel 9 - Verordening (EG) nr. 207/2009 - Artikelen 54, 110 en 111 - Rechtsverwerking wegens gedogen - Begrip ‚gedogen’ - Stuiting van de termijn van rechtsverwerking - Ingebrekestelling - Datum waarop de rechtsverwerkingstermijn wordt gestuit bij instelling van een beroep in rechte - Gevolgen van de rechtsverwerking - Vorderingen tot schadevergoeding, informatieverstrekking en vernietiging van waren)

(2022/C 266/06)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: HEITEC AG

Verwerende partijen: HEITECH Promotion GmbH, RW

Dictum

1)

Artikel 9 van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, en de artikelen 54, 110 en 111 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk, moeten aldus worden uitgelegd dat een handeling, zoals een ingebrekestelling, waarmee de houder van een ouder merk of van een ander ouder recht zich tegen het gebruik van een jonger merk verzet zonder dat hij evenwel het nodige doet om een juridisch dwingende oplossing te verkrijgen, het gedogen niet beëindigt en bijgevolg de rechtsverwerkingstermijn waarin die bepalingen voorzien, niet stuit.

2)

Artikel 9 van richtlijn 2008/95 en de artikelen 54, 110 en 111 van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat de instelling van een beroep in rechte waarmee de houder van een ouder merk of van een ander ouder recht nietigverklaring van een jonger merk vordert of bezwaar maakt tegen het gebruik ervan, niet kan worden geacht de in die bepalingen bedoelde rechtsverwerking wegens gedogen te verhinderen indien het gedinginleidend stuk weliswaar vóór het verstrijken van de rechtsverwerkingstermijn is neergelegd, maar wegens een gebrek aan zorgvuldigheid van de verzoekende partij niet voldeed aan de in het toepasselijke nationale recht voor de betekening ervan gestelde vereisten en om aan de verzoekende partij verwijtbare redenen pas ná het verstrijken van die termijn is geregulariseerd.

3)

Artikel 9 van richtlijn 2008/95 en de artikelen 54, 110 en 111 van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer de houder van een ouder merk of van een ander ouder recht zijn recht heeft verloren, in de zin van deze bepalingen, om nietigverklaring van een jonger merk of staking van het gebruik ervan te vorderen, deze rechtsverwerking hem ook verhindert om nevenvorderingen of samenhangende vorderingen in te dienen, zoals vorderingen tot schadevergoeding, informatieverstrekking of de vernietiging van waren.


(1)  PB C 443 van 21.12.2020.