25.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/9


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 maart 2022 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de First-tier Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) — Verenigd Koninkrijk] — NB, AB / Secretary of State for the Home Department

(Zaak C-349/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid - Normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten - Richtlijn 2004/83/EG - Artikel 12 - Uitsluiting van de vluchtelingenstatus - Bij de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) geregistreerde staatloze Palestijn - Voorwaarden om zich op grond van die hoedanigheid te beroepen op richtlijn 2004/83/EG - Ophouden van de bescherming of bijstand van de UNRWA)

(2022/C 171/11)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Immigration and Asylum Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: NB, AB

Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department

in tegenwoordigheid van: United Nations High Commissioner for Refugees (UK)

Dictum

1)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling of de bescherming of bijstand van de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) is opgehouden, zodat een persoon op grond van dat feit aanspraak kan maken op de “vluchtelingenstatus” in de zin van deze bepaling, bij de individuele beoordeling niet alleen rekening dient te worden gehouden met de relevante omstandigheden die gelden op het moment waarop deze persoon het werkgebied van de UNRWA heeft verlaten, maar ook met de omstandigheden die gelden op het moment waarop de bevoegde autoriteiten een verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus in behandeling nemen of de bevoegde rechterlijke instanties een beslissing nemen over een beroep tegen een weigering van die status.

2)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2004/83 moet aldus worden uitgelegd dat in het kader van de beoordeling of de bescherming of bijstand van de UNRWA is opgehouden, zodat een persoon op grond van dat feit aanspraak kan maken op de “vluchtelingenstatus” in de zin van deze bepaling, wanneer de betrokkene aantoont dat hij het werkgebied van de UNRWA heeft moeten verlaten om redenen buiten zijn invloed en onafhankelijk van zijn wil, de lidstaat — indien hij aldus van oordeel is — moet bewijzen dat de betrokkene thans naar dat gebied kan terugkeren en deze bescherming of bijstand aldaar kan genieten.

3)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2004/83 moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling of de bescherming of bijstand van de UNRWA is opgehouden in de zin van die bepaling, zodat een persoon die om internationale bescherming heeft verzocht, was gedwongen om het werkgebied van deze organisatie te verlaten, niet hoeft te worden aangetoond dat de UNRWA of het land waar deze organisatie actief is, door handelen of nalaten deze persoon opzettelijk schade heeft toegebracht of hem bijstand heeft onthouden. Voor de toepassing van deze bepaling volstaat het dat wordt vastgesteld dat de bescherming of bijstand van de UNRWA om welke reden dan ook daadwerkelijk is opgehouden, zodat de UNRWA om objectieve redenen of om redenen die verband houden met de individuele situatie van de verzoeker niet langer in staat is om hem de levensomstandigheden te bieden die stroken met de taak waarmee deze organisatie is belast.

4)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2004/83, gelezen in samenhang met artikel 1D van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, moet aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van de nodige voorwaarden om na te gaan of de bescherming of bijstand van de UNRWA is opgehouden, zodat een persoon op grond van dat feit aanspraak kan maken op de “vluchtelingenstatus” in de zin van die bepaling van richtlijn 2004/83, rekening moet worden gehouden met de bijstand die aan die persoon wordt verleend door maatschappelijke organisaties, zoals niet-gouvernementele organisaties, mits de UNRWA met die organisaties een formele en stabiele samenwerkingsrelatie heeft in het kader waarvan genoemde organisaties de UNRWA bijstaan bij de vervulling van zijn mandaat.


(1)  PB C 62 van 22.2.2021.