|
10.1.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 11/10 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 november 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation — Frankrijk) — Bank Sepah / Overseas Financial Limited, Oaktree Finance Limited
(Zaak C-340/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) - Beperkende maatregelen ten aanzien van de Islamitische Republiek Iran - Verordening (EG) nr. 423/2007 - Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen waarvan de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat zij meewerken aan nucleaire proliferatie - Begrippen “bevriezing van tegoeden” en “bevriezing van economische middelen” - Mogelijkheid om op bevroren tegoeden en economische middelen conservatoire maatregelen toe te passen - Schuldvordering die dateert van vóór de bevriezing van de tegoeden en niets van doen heeft met Iraanse nucleaire en ballistische activiteiten)
(2022/C 11/13)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour de cassation
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bank Sepah
Verwerende partijen: Overseas Financial Limited, Oaktree Finance Limited
Dictum
|
1) |
Artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, gelezen in samenhang met artikel 1, onder h) en j), van verordening nr. 423/2007, artikel 16, lid 1, van verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007, gelezen in samenhang met artikel 1, onder h) en i), van verordening nr. 961/2010, en artikel 23, lid 1, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010, gelezen in samenhang met artikel 1, onder j) en k), van verordening nr. 267/2012, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat op tegoeden of economische middelen die in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid zijn bevroren, zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde nationale autoriteit conservatoire maatregelen worden toegepast die de betrokken schuldeiser het recht geven om ten opzichte van andere schuldeisers met voorrang te worden betaald, zelfs wanneer er door die maatregelen geen goederen aan het vermogen van de schuldenaar worden onttrokken. |
|
2) |
Voor de beantwoording van de eerste prejudiciële vraag is het niet van belang dat de grond van de schuldvordering die moet worden geïnd bij de persoon van wie of de entiteit waarvan de tegoeden zijn bevroren, niets van doen heeft met Iraanse nucleaire en ballistische activiteiten en dateert van vóór resolutie 1737 (2006) van 23 december 2006 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. |