|
21.2.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 84/8 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg — Duitsland) — Bank Melli Iran / Telekom Deutschland GmbH
(Zaak C-124/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Handelsbeleid - Verordening (EG) nr. 2271/96 - Bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van wetgeving uitgevaardigd door een derde land - Beperkende maatregelen tegen Iran die door de Verenigde Staten van Amerika zijn genomen - Secundaire sancties die door dit derde land zijn vastgesteld en die personen beletten om buiten zijn grondgebied handelsbetrekkingen te onderhouden met bepaalde Iraanse ondernemingen - Verbod om aan dergelijke wetgeving gevolg te geven - Uitoefening van een gewoon opzeggingsrecht)
(2022/C 84/09)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bank Melli Iran
Verwerende partij: Telekom Deutschland GmbH
Dictum
|
1) |
Artikel 5, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 2271/96 van de Raad van 22 november 1996 tot bescherming tegen de gevolgen van de extraterritoriale toepassing van rechtsregels uitgevaardigd door een derde land en daarop gebaseerde of daaruit voortvloeiende handelingen, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2014 en bij gedelegeerde verordening (EU) 2018/1100 van de Commissie van 6 juni 2018 tot wijziging van de bijlage bij verordening nr. 2271/96, moet aldus worden uitgelegd dat het de personen als bedoeld in artikel 11 van verordening nr. 2271/96, zoals gewijzigd, verbiedt om gevolg te geven aan eisen of verboden in de wetten in de bijlage bij die verordening, ook al hebben de bestuurlijke of rechterlijke autoriteiten van derde landen die deze wetten hebben vastgesteld en die de naleving ervan beogen te verzekeren, geen instructies gegeven. |
|
2) |
Artikel 5, eerste alinea, van verordening nr. 2271/96, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014 en bij gedelegeerde verordening 2018/1100, moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een persoon als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, zoals gewijzigd, aan wie geen toestemming is verleend in de zin van artikel 5, tweede alinea, van die verordening, zoals gewijzigd, overeenkomsten die zijn gesloten met een persoon op de “lijst van speciaal aangewezen onderdanen, personen en entiteiten waarvan de tegoeden en middelen worden geblokkeerd” (Specially Designated Nationals and Blocked Persons List), kan opzeggen zonder een dergelijke opzegging te motiveren. Artikel 5, eerste alinea, van deze verordening, zoals gewijzigd, vereist echter dat in een civiele procedure met betrekking tot de vermeende schending van het in deze bepaling neergelegde verbod, wanneer het geheel van bewijsmateriaal waarover de nationale rechter beschikt op het eerste gezicht erop wijst dat een persoon als bedoeld in artikel 11 van verordening nr. 2271/96, zoals gewijzigd, gevolg heeft gegeven aan de wetten in de bijlage bij die verordening, zoals gewijzigd, zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen, die persoon rechtens genoegzaam aantoont dat zijn gedrag niet de bedoeling had om gevolg te geven aan die wetten. |
|
3) |
Verordening nr. 2271/96, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014 en bij gedelegeerde verordening 2018/1100, in het bijzonder de artikelen 5 en 9 ervan, gelezen in het licht van artikel 16 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de nietigverklaring van een opzegging van overeenkomsten waartoe een persoon als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, zoals gewijzigd, is overgegaan om gevolg te geven aan de eisen of verboden die gebaseerd zijn op de wetten in de bijlage bij deze verordening, zoals gewijzigd, terwijl hem geen toestemming is verleend in de zin van artikel 5, tweede alinea, van die verordening, zoals gewijzigd, voor zover deze nietigverklaring voor deze persoon geen onevenredige gevolgen heeft, gelet op de doelstellingen van verordening nr. 2271/96, zoals gewijzigd, te weten de bescherming van de gevestigde rechtsorde en van de belangen van de Europese Unie in het algemeen. Het nastreven van deze doelstellingen, dat is gediend met de nietigverklaring van een contractuele opzegging in strijd met het verbod van artikel 5, eerste alinea, van die verordening, zoals gewijzigd, moet worden afgewogen tegen de waarschijnlijkheid dat de betrokkene economisch verlies lijdt alsmede tegen de omvang van dit verlies indien hij zijn handelsbetrekkingen met een persoon die is opgenomen op de lijst van personen op wie de aan de orde zijnde secundaire sancties van toepassing zijn die voortvloeien uit de wetten in de bijlage bij die verordening, zoals gewijzigd, niet zou kunnen beëindigen. |