2.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 68/52


Beroep ingesteld op 25 december 2019 – Aquind e.a/Commissie

(Zaak T-885/19)

(2020/C 68/61)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Aquind Ltd (Wallsend, Verenigd Koninkrijk) Aquind Energy Sàrl (Luxemburg, Luxemburg), Aquind SAS (Rouen, Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Goldberg, C. Davis, J. Bille, Solicitors en E. White, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de bestreden maatregel, dat wil zeggen de gedelegeerde verordening, nietig verklaren voor zover AQUIND Interconnector daarbij van de Unielijst wordt verwijderd;

subsidiair de gedelegeerde verordening in haar geheel nietig verklaren; en

de Europese Commissie verwijzen in verzoeksters’ kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen nietigverklaring van de gedelegeerde verordening van de Commissie van 31 oktober 2019 tot wijziging van verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zeven middelen aan.

1.

Ontoereikende motivering van de verwijdering van AQUIND Interconnector van de Unielijst.

De gedelegeerde verordening bevat in strijd met de motiveringsplicht geen motivering en verwijst niet naar enige motivering voor de verwijdering van AQUIND Interconnector van de Unielijst en er zijn aan verzoeksters geen redenen voor de verwijdering verstrekt.

2.

Schending van de procedurele en materiële vereisten van verordening (EU) nr. 347/2013 (1) (hierna: „TEN-E-verordening”) en in het bijzonder artikel 5, lid 8, daarvan.

De vaststelling van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang (hierna: „PGB’s”) met het oog op de gedelegeerde verordening voldeed niet aan de vereisten van de TEN-E-verordening.

3.

Schending van artikel 10, lid 1, van het Verdrag inzake het Energiehandvest.

De verwijdering van AQUIND Interconnector van de Unielijst, en het gebrek aan motivering voor die verwijdering, vormen schendingen van verplichtingen uit hoofde van artikel 10, lid 1, van het Verdrag inzake het Energiehandvest om stabiele, billijke, en transparante voorwaarden te scheppen en investeringen eerlijk en billijk te behandelen.

4.

Schending van het recht op behoorlijk bestuur krachtens artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De verwijdering van AQUIND Interconnector van de Unielijst verliep, in strijd met artikel 41 van het Handvest van de grondrechten, niet onpartijdig en verzoeksters werd geen recht verleend om vóór de vaststelling van de gedelegeerde verordening te worden gehoord.

5.

Schending van het Unierechtelijke beginsel van gelijke behandeling.

In vergelijking met vergelijkbare voorgestelde PGB’s werd AQUIND Interconnector, in strijd met het Unierechtelijke beginsel van gelijke behandeling, anders en oneerlijk behandeld zonder dat daar een objectieve rechtvaardiging voor bestond.

6.

Schending van het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.

Het eenvoudigweg verwijderen van AQUIND Interconnector, als bestaande PGB in de ontwikkelingsfase, van de Unielijst, zonder een gedetailleerde vergelijking van vergelijkbare projecten uit te voeren en zonder verzoeksters de kans te bieden om eventuele problemen te verhelpen, is onevenredig.

7.

Schending van de Unierechtelijke beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen.

De bestreden maatregel schendt verzoeksters’ gewettigd vertrouwen dat zij konden rekenen op hun opneming in de Unielijst en dat de Unielijst van PGB’s zou worden opgesteld in overeenstemming met de doelstellingen en verplichtingen van de TEN-E-verordening en met andere toepasselijke wettelijke vereisten.


(1)  Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB 2013, L 115, blz. 39).