11.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 383/41


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Ondernemingsrechtbank Antwerpen (België) op 6 augustus 2019 – M.I.C.M. Mircom International Content Management & Consulting Limited tegen Telenet BVBA

(Zaak C-597/19)

(2019/C 383/49)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Ondernemingsrechtbank Antwerpen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: M.I.C.M. Mircom International Content Management & Consulting Limited

Verweerster: Telenet BVBA

Prejudiciële vragen

1)

a.

Kan het downloaden van een bestand via een peer-to-peernetwerk en tegelijk onderdelen („pieces”) ervan (soms zeer fragmentarisch ten opzichte van het geheel) ter upload ter beschikking stellen („seeden”), worden beschouwd als een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 (1), ook al zijn deze individuele pieces op zichzelf onbruikbaar?

Zo ja,

b.

bestaat er een de minimis-drempel opdat de seeding van deze pieces een mededeling aan het publiek zou uitmaken?

c.

is de omstandigheid dat de seeding automatisch (ten gevolge van de instellingen van de torrent client) en daarom onbewust voor de gebruiker kan gebeuren relevant?

2)

a.

Kan de persoon die contractueel houder is van auteursrechten (of naburige rechten), doch deze rechten niet zelf exploiteert maar enkel een schadevergoeding vordert van vermeende inbreukplegers – en waarvan het economische verdienmodel dus afhangt van het bestaan van piraterij in plaats van deze te bekampen – dezelfde rechten genieten die hoofdstuk II van richtlijn 2004/48 (2) toekent aan de auteurs of licentiehouders die wel auteursrechten op een normale wijze exploiteren?

b.

Hoe kan deze licentiehouder in dit geval „schade” (in de zin van artikel 13 van richtlijn 2004/48) hebben geleden door de inbreuk?

3)

Zijn de concrete omstandigheden uiteengezet in vragen 1 en 2 relevant in het kader van de beoordeling van de afweging van het juiste evenwicht tussen enerzijds de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, en anderzijds de rechten en vrijheden gewaarborgd door het Handvest, zoals de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder in het kader van de beoordeling van de proportionaliteit?

4)

Is in al deze omstandigheden het systematisch registreren, en verder algemeen verwerken van de IP adressen van een swarm aan seeders (door de licentiehouder zelf, en door een derde, in opdracht ervan) gerechtvaardigd onder de algemene verordening Gegevensbescherming (3), meer bepaald onder artikel 6, lid 1, onder f), ervan?


(1)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).

(2)  Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlament en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB 2004, L 157, blz. 45).

(3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (PB 2016, L 119, blz. 1).