2.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 406/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal București (Roemenië) op 2 augustus 2019 – Academia de Studii Economice din București/Organismul Intermediar pentru Programul Operațional Capital Uman - Ministerul Educației Naționale

(Zaak C-585/19)

(2019/C 406/13)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Tribunal București

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Academia de Studii Economice din București

Verwerende partij: Organismul Intermediar pentru Programul Operațional Capital Uman - Ministerul Educației Naționale

Prejudiciële vragen

1)

Moet onder [het begrip] „arbeidstijd”, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van richtlijn 2003/88/EG (1), worden verstaan „de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent” op grond van één enkele overeenkomst (voor voltijds werk), dan wel op grond van alle (arbeids)overeenkomsten die door die werknemer zijn gesloten?

2)

Moeten de aan de lidstaten opgelegde verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van richtlijn 2003/88/EG (verplichting om de nodige maatregelen te treffen opdat alle werknemers in elk tijdvak van vierentwintig uur een rusttijd van ten minste 11 aaneengesloten uren genieten) en uit hoofde van artikel 6, onder b), van deze richtlijn (vaststellen dat de gemiddelde arbeidstijd in een tijdvak van zeven dagen, inclusief overwerk, niet meer dan achtenveertig uren bedraagt) aldus worden uitgelegd dat daarbij grenzen worden vastgelegd ten aanzien van één enkele overeenkomst, dan wel ten aanzien van alle overeenkomsten die met dezelfde werkgever of met verschillende werkgevers zijn gesloten?

3)

Indien de antwoorden op vraag 1 en vraag 2 een uitlegging bevatten volgens welke het uitgesloten is dat de lidstaten, op nationaal niveau, kunnen bepalen dat artikel 3 en artikel 6, onder b), van richtlijn 2003/88/EG per overeenkomst worden toegepast wanneer er geen nationale wetsbepalingen zijn volgens welke de dagelijkse minimumrusttijd en de maximale wekelijkse arbeidstijd betrekking moeten hebben op de werknemer (ongeacht het aantal arbeidsovereenkomsten dat de werknemer met dezelfde werkgever of met verschillende werkgevers heeft gesloten), kan een namens de staat optredende openbare instelling van een lidstaat zich dan beroepen op de rechtstreekse toepassing van artikel 3 en artikel 6, onder b), van richtlijn 2003/88/EG en de werkgever een sanctie opleggen wegens niet-naleving van de in de richtlijn gestelde grenzen ten aanzien van de dagelijkse rusttijd en/of de maximale wekelijkse arbeidstijd?”


(1)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).