1.7.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 220/27 |
Hogere voorziening ingesteld op 16 mei 2019 door Hamas tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer — uitgebreid) van 6 maart 2019 in zaak T-289/15, Hamas/Raad
(Zaak C-386/19 P)
(2019/C 220/33)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Hamas (vertegenwoordiger: L. Glock, avocate)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie
Conclusies
— |
Het arrest van 6 maart 2019, Hamas/Raad, T-289/15, vernietigen; |
— |
definitief uitspraak doen over de punten waartegen de onderhavige hogere voorziening is gericht; |
— |
de Raad verwijzen in alle kosten van de procedures voor het Gerecht en het Hof. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante voert vier middelen aan ter ondersteuning van haar hogere voorziening.
Eerste middel: door te oordelen dat de feiten waarnaar wordt verwezen in punt 15 van bijlage A en punt 17 van bijlage B van de motivering van de handelingen van maart 2015 door de Raad zelfstandig zijn aangevoerd, heeft het Gerecht de stukken in het dossier onjuist opgevat, zijn eigen motieven in de plaats gesteld van deze van de auteur van de bestreden handelingen, zijn motiveringsplicht geschonden, en rekwirante de mogelijkheid ontnomen om haar verdediging voor te bereiden.
Tweede middel: het Gerecht heeft artikel 1, lid 4, van gemeenschappelijk standpunt 2001/931 geschonden door te oordelen dat een beslissing werd genomen door een bestuurlijke instantie in die zin van deze bepaling, terwijl die beslissing nooit het voorwerp was geweest van rechterlijk toezicht.
Derde middel: het Gerecht heeft artikel 1, lid 4, van gemeenschappelijk standpunt 2001/931 en artikel 296 VWEU, en de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechterlijke bescherming van rekwirante geschonden, door te oordelen dat de Britse beslissing een veroordeling inhield en dat de Raad bijgevolg de verplichting had om zich zoveel mogelijk te schikken naar de beoordeling van de instantie die de beslissing nam.
Vierde middel: door te oordelen dat Hamas en Hamas IDQ één enkele entiteit waren, heeft het Gerecht de regels inzake de bewijslast geschonden, aanvaard dat de Raad tijdens de procedure zijn motieven aanpast, rekening gehouden met bewijselementen zonder na te gaan of deze ter zake deden, het tegensprekelijke karakter van het debat over de feiten geschonden, gegevens in het dossier onjuist opgevat, en het beginsel van de onafhankelijkheid van de procedures geschonden.