13.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 164/38 |
Beroep ingesteld op 7 maart 2019 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
(Zaak C-213/19)
(2019/C 164/40)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, F. Clotuche-Duvieusart, gemachtigden)
Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Conclusies
— |
verklaren dat:
|
— |
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ondanks herhaalde waarschuwingen door OLAF en de Commissie met betrekking tot het frauderisico, heeft het Verenigd Koninkrijk tot 12 oktober 2017 nagelaten om een risicogebaseerde benadering bij de douanecontrole in te voeren om te vermijden dat ondergewaardeerde goederen in het vrij verkeer terecht kwamen (in het bijzonder schoeisel en textiel uit de Volksrepubliek China).
Door dit stilzitten — ondanks herhaalde waarschuwingen — heeft het Verenigd Koninkrijk niet de risicogebaseerde maatregelen genomen die vereist zijn op basis van de Uniewetgeving inzake douane en eigen middelen. Dit verzuim om de nodige maatregelen te nemen heeft eveneens negatieve gevolgen gehad voor de correcte toepassing van de btw-regels van de Unie. De schending van het Unierecht door het Verenigd Koninkrijk en de daaruit voortvloeiende invoer van grote hoeveelheden ondergewaardeerde goederen in deze lidstaat hebben geleid tot uitzonderlijk hoge verliezen voor de Uniebegroting. Aangezien het Verenigd Koninkrijk, in tegenstelling tot andere lidstaten, de aanbevelingen van de Commissie niet heeft opgevolgd, heeft het Verenigd Koninkrijk meer ondergewaardeerde handel aangetrokken. Deze uitzonderlijk hoge verliezen hebben tevens de billijke verdeling van de lasten tussen de lidstaten zwaar aangetast, omdat zij moesten worden gecompenseerd door hogere BNI-bijdragen door de andere lidstaten aan de Unie.
(1) Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB 2014, L 168, blz. 105).
(2) Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB 2007, L 163, blz. 17).
(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (Herschikking) (PB 2014, L 168, blz. 39).
(4) Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB 2000, L 130, blz. 1).
(5) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB 1989, L 155, blz. 9).
(6) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).
(7) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1).
(8) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1993, L 253, blz. 1).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2015, L 343, blz. 558).
(10) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).
(11) Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB 2014, L 168, blz. 29).