5.8.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 263/23 |
Hogere voorziening ingesteld op 19 februari 2019 door Dovgan GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 13 december 2018 in zaak T-830/16, Monolith Frost GmbH/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)
(Zaak C-142/19 P)
(2019/C 263/29)
Procestaal: Duits
Partijen
Rekwirante: Dovgan GmbH (vertegenwoordiger: C. Rohnke, Rechtsanwalt)
Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Monolith Frost GmbH
Conclusies
— |
het arrest van de Eerste kamer van het Gerecht van de Europese Unie van 13 december 2018 (zaak T-830/16) vernietigen; |
— |
bijgevolg het beroep verwerpen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante voert schendingen van het Unierecht en een onjuiste opvatting van het bewijs aan.
1. |
Onjuiste opvatting van het bewijs In tegenstelling tot wat het Gerecht in punt 55 van het bestreden arrest heeft opgemerkt, heeft het Amtsgericht Köln (rechter in eerste aanleg Keulen, Duitsland) niet vastgesteld dat een aanzienlijk deel van de Duitse bevolking Russisch spreekt. In tegenstelling tot wat het Gerecht in punt 64 van het bestreden arrest heeft gesteld, heeft de kamer van beroep het oordeel van de nietigheidsafdeling van het EUIPO, volgens hetwelk „пломбир” [plombir] ten tijde van de voormalige USSR werd gebruikt om een soort roomijs aan te duiden, ter discussie gesteld. |
2. |
Schending van artikel 85, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht Het Gerecht heeft artikel 85, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering geschonden, door ten onrechte de door interveniënte overgelegde beslissing van het Bundesgerichtshof van 6 juli 2017 niet in aanmerking te nemen. Dat deze beslissing pas gedurende de mondelinge behandeling werd overgelegd, was gerechtvaardigd gezien de datum van de beslissing. Bovendien ging het om tegenbewijs in de zin van artikel 92, lid 7, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht. |
3. |
Schending van artikel 85, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht Het Gerecht heeft zich in punt 69 van het bestreden arrest ten onrechte gebaseerd op bijlagen K 16 en K 17 van verzoekster. Verzoekster heeft deze bijlagen te laat ingediend, waardoor zij overeenkomstig artikel 85, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering niet meer in aanmerking hadden mogen worden genomen. |
4. |
Schending van de motiveringsplicht Het bestreden arrest is ontoereikend gemotiveerd wat de aanname van het Gerecht betreft dat een aanzienlijk deel van de burgers in de Baltische staten de betekenis van het Russische woord „пломбир” kennen. In het bijzonder is niet aangetoond dat het gaat om een woord dat tot de basiswoordenschat behoort en dat ook begrepen wordt door personen die Russisch niet als moedertaal hebben. In het bestreden arrest (met name de punten 64 en 65) wordt ook onvoldoende gemotiveerd waarom „пломбир” in de voormalige USSR geen fantasie- of merknaam betrof. Tot slot wordt in het bestreden arrest (punt 66) niet uiteengezet waarom de loutere vermelding van een benaming in de GOST-standaard tot de conclusie leidt dat het gaat om een „gebruikelijke term” in het Russisch en waarom het publiek in de Europese Unie deze standaard zou moeten kennen. |