Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 november 2020 –
Commissie/België (Inkomsten uit onroerende goederen in het buitenland)
(Zaak C-842/19) ( 1 )
„Niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-uitvoering – Vrij verkeer van kapitaal – Artikel 63 VWEU – Onverenigbaarheid van de Belgische fiscale bepalingen inzake inkomsten met betrekking tot onroerende goederen in het buitenland – Artikel 260, lid 2, VWEU – Verzoek tot oplegging van een dwangsom en een forfaitaire som”
1. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Termijn voor uitvoering – Referentiedatum voor beoordeling van het bestaan van de niet-nakoming (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punt 12) |
2. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Doel – Voorkomen dat soortgelijke inbreuken zich vaker voordoen (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punt 45) |
3. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Forfaitaire som – Cumulatie van deze twee sancties – Toelaatbaarheid (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punt 46) |
4. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Oplegging van een forfaitaire som – Beoordelingsbevoegdheid van het Hof – Beoordelingscriteria (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punten 47, 48) |
5. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Forfaitaire som – Vaststelling van het bedrag – Criteria – Duur van de inbreuk – Beoordeling op de datum van het onderzoek van de feiten door het Hof (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punten 55, 56) |
6. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Forfaitaire som – Vaststelling van het bedrag – Criteria – Draagkracht – Datum van beoordeling (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punt 58) |
7. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Veroordeling tot betaling – Voorwaarde – Voortbestaan van de niet-nakoming tot aan het onderzoek van de feiten door het Hof (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punt 61) |
8. |
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van de vorm en van het bedrag – Beoordelingsbevoegdheid van het Hof – Criteria (Art. 260, lid 2, VWEU) (zie punten 63-65) |
Dictum
1) |
Door niet alle maatregelen te hebben genomen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest van 12 april 2018, Commissie/België (C‑110/17, EU:C:2018:250), is het Koninkrijk België de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
Het Koninkrijk België wordt veroordeeld om de Europese Commissie een forfaitaire som van 2000000 EUR te betalen. |
3) |
Het Koninkrijk België wordt veroordeeld om de Europese Commissie een dwangsom te betalen van 7500 EUR per dag vanaf de uitspraak van dit arrest tot de datum van uitvoering van het arrest van 12 april 2018, Commissie/België (C‑110/17, EU:C:2018:250). |
4) |
Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten. |
( 1 ) PB C 45 van 10.2.2020.