CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

J. RICHARD DE LA TOUR

van 8 oktober 2020 ( 1 )

Zaak C‑221/19

AV

in tegenwoordigheid van

Pomorski Wydział Zamiejscowy Departamentu Do Spraw Przestępczości Zorganizowanej i Korupcji Prokuratury Krajowej

[verzoek om een prejudiciële beslissing van de Sąd Okręgowy w Gdańsku (rechter in eerste aanleg Gdansk, Polen)]

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2008/909/JBZ – Artikel 8, leden 2 tot en met 4, artikel 17, lid 1, en artikel 19 – Inaanmerkingneming bij een procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis van een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging is overgedragen aan de lidstaat die dat vonnis zal wijzen – Kaderbesluit 2008/675/JBZ – Werkingssfeer – Artikel 3, lid 3 – Gevolgen voor die veroordelingen van de inaanmerkingneming van eerdere veroordelingen”

I. Inleiding

1.

Het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing ziet op de uitlegging van artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie ( 2 ), alsook van artikel 8, leden 2 tot en met 4, artikel 17, lid 1, en artikel 19 van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie ( 3 ), zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 ( 4 ).

2.

Dit verzoek is ingediend in het kader van een procedure bij de Sąd Okręgowy w Gdańsku (rechter in eerste aanleg Gdansk, Polen) die strekt tot het wijzen van een verzamelvonnis jegens AV waarin met name een door een rechter van een andere lidstaat opgelegde vrijheidsstraf is opgenomen die in Polen ten uitvoer wordt gelegd.

3.

In het kader van een procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis kan een totaalstraf worden opgelegd op grond van meerdere straffen die zijn opgelegd bij meerdere veroordelingen. Wanneer dergelijke veroordelingen afkomstig zijn van rechters van verschillende lidstaten, roept de toepassing van zo’n verzamelvonnisprocedure vragen op over de verenigbaarheid ervan met de kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909.

4.

Deze zaak stelt het Hof in de gelegenheid om het onderlinge verband tussen de voorschriften van die twee kaderbesluiten te verduidelijken. Meer bepaald dient te worden nagegaan of bij een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding rekening kan worden gehouden met een eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling wanneer de tenuitvoerlegging van die eerdere veroordeling is overgedragen aan de lidstaat waar het verzamelvonnis dient te worden gewezen.

5.

In de onderhavige conclusie zal ik het Hof in overweging geven voor recht te verklaren dat artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, aldus dient te worden uitgelegd dat het er zich in beginsel niet tegen verzet dat een rechter van een lidstaat in een nieuwe strafrechtelijke procedure, namelijk een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding, rekening houdt met een eerder door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging overeenkomstig de voorschriften van kaderbesluit 2008/909 is overgedragen aan de lidstaat waar deze procedure wordt uitgevoerd. Het staat evenwel aan de rechter ten overstaan van wie een verzamelvonnisprocedure plaatsvindt om op grond van een onderzoek van de concrete omstandigheden van het geval na te gaan of een dergelijke procedure er niet toe leidt dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat die deze procedure uitvoert, worden doorkruist, ingetrokken of herzien. De toepassing van een verzamelvonnisprocedure mag er met name niet toe leiden dat een totaalstraf wordt opgelegd die lichter is dan de oorspronkelijke straf in het vonnis van een rechter van een andere lidstaat noch dat de gevolgen van die beslissing ongedaan worden gemaakt.

6.

Ik zal het Hof eveneens in overweging geven voor recht te verklaren dat artikel 8, artikel 17, lid 1, en artikel 19 van kaderbesluit 2008/909 aldus dienen te worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de toepassing door een lidstaat van een verzamelvonnisprocedure als die in het hoofdgeding, voor zover daarbij wordt voldaan aan de beginselplicht van de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om het haar toegezonden vonnis te erkennen en de sanctie wat de duur en de aard betreft overeenkomstig het in de beslissingsstaat gewezen vonnis ten uitvoer te leggen. De duur of de aard van de oorspronkelijke sanctie die in een verzamelvonnisprocedure in aanmerking wordt genomen, kan in voorkomend geval slechts binnen de strikte grenzen van artikel 8, leden 2 tot en met 4, van dat kaderbesluit worden aangepast alvorens een dergelijk vonnis wordt gewezen.

II. Toepasselijke bepalingen

A.   Unierecht

1. Kaderbesluit 2008/675

7.

Overwegingen 2, 3, 6, 7 en 14 van kaderbesluit 2008/675 luiden als volgt:

„(2)

Op 29 november 2000 heeft de Raad overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere zijn goedkeuring gehecht aan een programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen [...]. Dit programma behelst de ‚aanneming van één of verscheidene instrumenten tot vaststelling van het beginsel dat de rechter van een lidstaat bij de beoordeling van het strafrechtelijk verleden van de dader, de vaststelling van recidive en de bepaling van strafmodaliteiten en executiemodaliteiten rekening moet kunnen houden met onherroepelijke strafrechtelijke beslissingen in andere lidstaten’.

(3)

Dit kaderbesluit beoogt de lidstaten de minimumverplichting op te leggen rekening te houden met in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen. [...]

[...]

(6)

In tegenstelling tot andere instrumenten richt dit kaderbesluit zich niet op de tenuitvoerlegging in een bepaalde lidstaat van rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn genomen, maar strekt het ertoe dat in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure in een lidstaat aan eerdere, in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen gevolgen kunnen worden verbonden voor zover volgens het nationale recht van die lidstaat ook aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf gevolgen worden verbonden.

Daarom houdt dit kaderbesluit niet de verplichting in om met deze eerdere veroordelingen rekening te houden wanneer, bijvoorbeeld, de uit hoofde van de toepasselijke instrumenten verkregen informatie niet toereikend is, wanneer in de lidstaat zelf geen veroordeling had kunnen worden uitgesproken met betrekking tot de handeling die tot de eerdere veroordeling heeft geleid of wanneer de eerder opgelegde straf in het eigen rechtsstelsel niet bestaat.

(7)

De gevolgen die aan veroordelingen uit andere lidstaten worden verbonden, moeten gelijkwaardig zijn aan de gevolgen die aan nationale veroordelingen verbonden worden, en zulks tijdens de fase die aan het strafproces voorafgaat, tijdens het strafproces zelf en bij de tenuitvoerlegging van het vonnis.

[...]

(14)

Een vonnis of de tenuitvoerlegging daarvan wordt onder meer doorkruist indien de bij het eerdere vonnis opgelegde sanctie volgens het nationale recht van de tweede lidstaat moet opgaan of moet worden opgenomen in een andere sanctie, die vervolgens daadwerkelijk ten uitvoer dient te worden gelegd, voor zover de eerste straf niet reeds ten uitvoer is gelegd of de tenuitvoerlegging ervan niet is overgedragen aan de tweede lidstaat.”

8.

Kaderbesluit 2008/675 heeft luidens artikel 1, lid 1, ervan „ten doel de voorwaarden vast te stellen waaronder in een strafrechtelijke procedure in een lidstaat tegen een persoon rekening wordt gehouden met eerdere veroordelingen die in andere lidstaten wegens andere feiten tegen de betrokkene zijn uitgesproken”.

9.

Artikel 3 van dat kaderbesluit, met als opschrift „Wijze waarop in een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling”, is als volgt verwoord:

„1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat in een strafrechtelijke procedure tegen een persoon rekening wordt gehouden met in andere lidstaten tegen de betrokkene uitgesproken, eerdere veroordelingen wegens andere feiten, waarover krachtens de geldende rechtsinstrumenten inzake wederzijdse rechtsbijstand of inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister informatie is verkregen, zulks voor zover in de lidstaat zelf met eerdere veroordelingen rekening wordt gehouden, en dat aan die in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen rechtsgevolgen worden verbonden, gelijkwaardig aan die welke de nationale wetgeving verbindt aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf.

2.   Lid 1 is van toepassing tijdens de fase die aan het strafproces voorafgaat, tijdens het strafproces zelf en bij de tenuitvoerlegging van de veroordeling, met name wat betreft de geldende procesrechtelijke regels, inclusief die met betrekking tot de voorlopige hechtenis, de kwalificatie van het strafbare feit, de soort opgelegde straf en de strafmaat, en wat betreft de regels inzake de tenuitvoerlegging van de beslissing.

3.   De inaanmerkingneming van in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen als bedoeld in lid 1, leidt er niet toe dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat die de procedure uitvoert, erdoor worden doorkruist, ingetrokken of herzien.

4.   Overeenkomstig lid 3 is lid 1 niet van toepassing voor zover, indien de eerdere veroordeling een nationale veroordeling was geweest van de lidstaat die de nieuwe procedure voert, de inaanmerkingneming van de eerdere veroordeling er overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat toe zou hebben geleid dat de eerdere veroordeling of een eventuele beslissing betreffende de tenuitvoerlegging daarvan wordt doorkruist, ingetrokken of herzien.

5.   Indien het strafbare feit waarover de nieuwe procedure wordt gevoerd, gepleegd is voordat de eerdere veroordeling is uitgesproken of integraal ten uitvoer is gelegd, hebben de leden 1 en 2 niet tot gevolg dat vereist wordt dat lidstaten hun nationale voorschriften betreffende het opleggen van straffen toepassen, wanneer het toepassen van die voorschriften op in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen voor de rechter een beperking zou inhouden bij het opleggen van een straf in de nieuwe procedure.

De lidstaten zien er evenwel op toe dat eerdere, in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen door rechters in dergelijke gevallen anderszins in aanmerking kunnen worden genomen.”

2. Kaderbesluit 2008/909

10.

Artikel 1 van kaderbesluit 2008/909 luidt als volgt:

„In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)

‚vonnis’: een door een rechter van de beslissingsstaat gegeven onherroepelijke uitspraak of beschikking waarbij een sanctie aan een natuurlijke persoon wordt opgelegd;

b)

‚sanctie’: een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van bepaalde of onbepaalde duur die wegens een strafbaar feit in een strafprocedure is opgelegd;

c)

‚beslissingsstaat’: de lidstaat waar het vonnis is gewezen;

d)

‚tenuitvoerleggingsstaat’: de lidstaat waaraan het vonnis is toegezonden met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging ervan.”

11.

Artikel 3 van kaderbesluit 2008/909 is als volgt verwoord:

„1.   Met dit kaderbesluit wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat, ter bevordering van de reclassering van de gevonniste persoon, een vonnis erkent en de sanctie ten uitvoer legt.

[...]

3.   Dit kaderbesluit is uitsluitend van toepassing op de erkenning van vonnissen en de tenuitvoerlegging van sancties in de zin van dit kaderbesluit. [...]”

12.

In artikel 8 van kaderbesluit 2008/909, met als opschrift „Erkenning van het vonnis en tenuitvoerlegging van de sanctie”, staat het volgende te lezen:

„1.   De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent een overeenkomstig artikel 4 en volgens de procedure van artikel 5 toegezonden vonnis en neemt onverwijld de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de sanctie, tenzij zij zich beroept op een van de in artikel 9 genoemde gronden tot weigering van de erkenning en de tenuitvoerlegging.

2.   Indien de duur van de sanctie onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat alleen besluiten de sanctie aan te passen voor zover deze zwaarder is dan de maximumsanctie welke naar het recht van die staat op vergelijkbare strafbare feiten is gesteld. De aangepaste sanctie mag niet lager zijn dan de maximumsanctie die krachtens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor vergelijkbare strafbare feiten geldt.

3.   Indien de aard van de sanctie onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de sanctie aanpassen aan de sanctie of maatregel die door het nationale recht voor vergelijkbare strafbare feiten is voorgeschreven. Deze sanctie of maatregel stemt zoveel mogelijk overeen met de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie en derhalve wordt de sanctie niet gewijzigd in een geldboete.

4.   De aangepaste sanctie houdt, naar aard of duur, geen verzwaring van de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie in.”

13.

Artikel 17 van dat kaderbesluit, met als opschrift „Het op de tenuitvoerlegging toepasselijk recht”, bepaalt in lid 1 ervan het volgende:

„De tenuitvoerlegging van de sanctie wordt beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat. De autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat zijn, behoudens de leden 2 en 3, bij uitsluiting bevoegd te besluiten omtrent de procedures betreffende de tenuitvoerlegging en zij bepalen alle daarop betrekking hebbende maatregelen, met inbegrip van de gronden tot vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling.”

14.

Artikel 19 van dat kaderbesluit, met als opschrift „Amnestie, gratie en herziening van het vonnis”, leest als volgt:

„1.   Zowel de beslissingsstaat als de tenuitvoerleggingsstaat kan amnestie of gratie verlenen.

2.   Alleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van het vonnis waarbij de op grond van dit kaderbesluit ten uitvoer te leggen sanctie is opgelegd.”

B.   Pools recht

15.

Artikel 85, lid 4, van de ustawa – Kodeks karny (wetboek van strafrecht) ( 5 ) van 6 juni 1997, in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, luidt als volgt:

„Sancties die zijn opgelegd bij vonnissen als bedoeld in artikel 114a worden niet in een totaalstraf opgenomen.”

16.

In artikel 114a k.k. wordt het volgende bepaald:

„1.   Onder veroordeling wordt tevens verstaan een onherroepelijke beslissing houdende veroordeling wegens een strafbaar feit door een in strafzaken bevoegde rechter van een lidstaat van de Europese Unie, tenzij dit volgens het Poolse strafrecht geen strafbaar feit is, de dader niet kan worden bestraft of er een voor de wet onbekende sanctie is opgelegd.

2.   In geval van veroordeling door een in lid 1 bedoelde rechter is bij:

1)

de toepassing van een nieuwe strafrechtelijke bepaling die in werking is getreden nadat de veroordeling is uitgesproken,

2)

de schrapping van de veroordeling uit het strafregister

het recht van de plaats van veroordeling van toepassing [...].

3.   Lid 1 is niet van toepassing indien de informatie die is verkregen uit het strafregister of van het gerecht van een lidstaat van de [...] Unie niet volstaat voor de vaststelling van de veroordeling of indien de opgelegde sanctie in de veroordelingsstaat wordt kwijtgescholden.”

III. Feiten van het hoofdgeding en prejudiciële vragen

17.

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat AV is veroordeeld bij vier afzonderlijke vonnissen, waarvan er drie door Poolse rechters en een door een Duitse rechter zijn gewezen.

18.

Op 31 juli 2018 heeft AV de verwijzende rechter verzocht om een verzamelvonnis jegens hem te wijzen. Volgens die rechter dienen twee sancties ten uitvoer te worden gelegd, namelijk ten eerste de sanctie die bij vonnis van 15 februari 2017 is opgelegd door het Landgericht Lüneburg (rechter in eerste aanleg Lüneburg, Duitsland) en die AV moet uitzitten in de periode van 1 september 2016 tot en met 29 november 2021, en ten tweede de sanctie die bij vonnis van 24 februari 2010 is opgelegd door de verwijzende rechter en die AV moet uitzitten in de periode van 29 november 2021 tot en met 30 maart 2030. Het vonnis van het Landgericht Lüneburg is bij beschikking van 12 januari 2018 van de verwijzende rechter met het oog op de tenuitvoerlegging ervan erkend in Polen. Die rechter wijst erop dat bij deze beschikking de feiten naar Pools recht zijn gekwalificeerd, is aangegeven dat er een vrijheidsstraf van in totaal vijf jaar en drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd en dat het gaat om een sanctie die even lang is als de sanctie die door het Landgericht Lüneburg is opgelegd.

19.

In zijn verzoek om een verzamelvonnis heeft AV aangevoerd dat de voorwaarden voor een verzamelvonnis zijn vervuld, gelet op het feit dat het vonnis van het Landgericht Lüneburg met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is erkend in Polen en dat dit vonnis moet worden gewezen volgens het beginsel van volledige absorptie.

20.

Tot staving van zijn verzoek heeft AV gewezen op het bestaan van een verzamelvonnis dat door de verwijzende rechter is gewezen op 29 januari 2014, waarbij een sanctie die hem is opgelegd bij vonnis van het Landgericht Göttingen (rechter in eerste aanleg Göttingen, Duitsland) van 13 maart 2012, dat met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is erkend in Polen, is samengevoegd met een bij vonnis van de verwijzende rechter opgelegde sanctie. Die rechter wijst erop dat dit verzamelvonnis onherroepelijk is geworden.

21.

In het licht van die elementen verklaart de verwijzende rechter geconfronteerd te zijn met de vraag of de toepasselijke bepalingen van de kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909 zich verzetten tegen de opname in een in Polen gewezen verzamelvonnis van in die lidstaat uitgesproken veroordelingen enerzijds en van in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen die met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in Polen zijn erkend anderzijds.

22.

De verwijzende rechter verduidelijkt verder dat veroordelingen die door een in een andere lidstaat bevoegde strafrechter zijn uitgesproken overeenkomstig artikel 85, lid 4, k.k., gelezen in samenhang met artikel 114a k.k., naar Pools recht niet in het verzamelvonnis worden opgenomen.

23.

Met betrekking tot de in het Poolse recht neergelegde verzamelvonnisprocedure verklaart de verwijzende rechter dat het vonnis waarbij die procedure wordt beëindigd, zich op de grens van een uitspraak ten gronde en de tenuitvoerlegging van de straf bevindt, en dat dit vonnis veroordelingen dekt die bij onherroepelijk geworden vonnissen zijn uitgesproken, teneinde de juridische reactie op strafbare feiten waarover in één procedure had kunnen worden beslist, te „corrigeren” en op die manier „de bestraffing te rationaliseren”, zonder dat het verzamelvonnis tot gevolg heeft dat wordt ingegrepen in de individuele vonnissen in kwestie. Het verzamelvonnis doet met name geen afbreuk aan de schuld van de dader van een bepaald strafbaar feit, zoals deze in het vonnis ten gronde is vastgesteld.

24.

Door in het kader van een verzamelvonnis enerzijds rekening te houden met veroordelingen in een lidstaat die met het oog op tenuitvoerlegging zijn erkend in een andere lidstaat en anderzijds met veroordelingen die zijn uitgesproken in die andere lidstaat zelf, kunnen volgens de verwijzende rechter alle criminele activiteiten van personen die meermaals zijn veroordeeld, worden beoordeeld. Dat draagt bij tot de totstandbrenging van een „gemeenschappelijke ruimte van recht”.

25.

Voor zover een in een lidstaat gewezen vonnis met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is erkend in een andere lidstaat, dient volgens de verwijzende rechter overeenkomstig de bepalingen van kaderbesluit 2008/909 bovendien te worden aangenomen dat dit vonnis de grondslag wordt voor alle procedurele en executoriale beslissingen waartoe de rechters van de tenuitvoerleggingsstaat verplicht zijn. Aldus gaat het vonnis dat met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is erkend in een andere lidstaat, deel uitmaken van de rechtsorde van die lidstaat en dient het ten uitvoer te worden gelegd overeenkomstig de regelgeving van die lidstaat, hetgeen overigens duidelijk voortvloeit uit artikel 17, lid 1, van kaderbesluit 2008/909.

26.

Ten slotte zou de onmogelijkheid om een verzamelvonnis te wijzen dat rekening houdt met in een lidstaat uitgesproken veroordelingen die met het oog op de tenuitvoerlegging ervan zijn erkend in een andere lidstaat, volgens de verwijzende rechter inhouden dat iemand die meermaals is veroordeeld in een en dezelfde lidstaat, zich in een voordeligere situatie bevindt dan iemand die in verschillende lidstaten is veroordeeld. Het gaat er dus om op Unieniveau gelijke behandeling te waarborgen van burgers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden.

27.

In die omstandigheden heeft de Sąd Okręgowy w Gdańsku de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Moet artikel 3, lid 3, van kaderbesluit [2008/675], waarin wordt bepaald dat ‚[d]e inaanmerkingneming van in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen als bedoeld in lid 1 [...] er niet toe [leidt] dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat die de procedure uitvoert, erdoor worden doorkruist, ingetrokken of herzien’, aldus worden uitgelegd dat er niet alleen sprake is van een doorkruising in de zin van deze bepaling indien een veroordeling in een andere lidstaat [...] wordt opgenomen in een verzamelvonnis, maar ook indien daarin een sanctie wordt opgenomen die met het oog op tenuitvoerlegging is overgenomen van een andere lidstaat [...] en die in het kader van een verzamelvonnis is samengevoegd met een in die lidstaat uitgesproken veroordeling?

2)

Kan – in het licht van de bepalingen van kaderbesluit [2008/909], die betrekking hebben op de beginselen van de exequaturprocedure, neergelegd in artikel 8, leden 2 tot en met 4, [ervan] en in artikel 19 [...], waarin wordt bepaald dat ‚[z]owel de beslissingsstaat als de tenuitvoerleggingsstaat [...] amnestie of gratie [kan] verlenen’ (lid 1) en dat ‚[a]lleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van het vonnis waarbij de op grond van dit kaderbesluit ten uitvoer te leggen sanctie is opgelegd’ (lid 2), en in artikel 17, lid 1, eerste volzin, waarin wordt bepaald dat ‚[d]e tenuitvoerlegging van de sanctie wordt beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat’ – een verzamelvonnis worden gewezen waarin een veroordeling in een lidstaat [...] wordt opgenomen die met het oog op tenuitvoerlegging in een andere lidstaat [...] in het kader van een verzamelvonnis is samengevoegd met een in die lidstaat uitgesproken veroordeling?”

28.

De Poolse, de Tsjechische, de Spaanse en de Hongaarse regering en de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. De Poolse, de Tsjechische en de Spaanse regering en de Commissie hebben binnen de gestelde termijn gereageerd op de schriftelijk te beantwoorden vragen van het Hof.

IV. Analyse

29.

De verwijzende rechter verzoekt het Hof om uitlegging van artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, en van artikel 8, leden 2 tot en met 4, artikel 17, lid 1, eerste volzin, en artikel 19 van kaderbesluit 2008/909.

30.

Die rechter wenst in essentie te vernemen of die bepalingen aldus dienen te worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de rechter van een lidstaat waar overeenkomstig kaderbesluit 2008/909 een door een rechter van een andere lidstaat opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer moet worden gelegd, een verzamelvonnis wijst waarin sancties zijn opgenomen die door rechters van die twee lidstaten zijn opgelegd.

31.

De verwijzende rechter wenst te worden geïnformeerd over de uitlegging van die bepalingen, waarbij hij er tegelijkertijd op wijst dat artikel 85, lid 4, juncto artikel 114a k.k. verbiedt dat een verzamelvonnis wordt gewezen waarin een door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling is opgenomen.

32.

Alvorens uitspraak te doen over de vraag of de rechter van een lidstaat bij wie een verzoek om vermenging van straffen is ingediend, rekening moet houden met een in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling, zijn enkele beschouwingen over dit type procedure aan de orde.

A.   Inleidende beschouwingen over de vermenging van straffen

33.

Over het algemeen is de vermenging van straffen, die in Polen de vorm aanneemt van een verzamelvonnisprocedure, bedoeld voor gevallen van meerdaadse samenloop. Meerdaadse samenloop omvat de situatie waarin een persoon meerdere strafbare feiten begaat die niet worden gescheiden door een onherroepelijke veroordeling. De betrokkene kan voor die verschillende feiten worden berecht in het kader van afzonderlijke procedures die in voorkomend geval voor rechters van verschillende lidstaten kunnen worden gevoerd. Met de vermenging van straffen kan er dan voor worden gezorgd dat samenlopende strafbare feiten binnen eenzelfde procedure op dezelfde manier worden beoordeelden als samenlopende strafbare feiten in afzonderlijke procedures.

34.

Bij vermenging van oorspronkelijke straffen wordt er een enkele sanctie opgelegd waarvan de strafmaat overeenkomt met de oorspronkelijke sanctie die voor het zwaarst gesanctioneerde strafbare feit is vastgesteld en waarin de oorspronkelijke voor de andere strafbare feiten vastgestelde sancties dus „opgaan”, doordat zij worden geacht door de zwaarste sanctie te zijn gedekt. De veroordeelde persoon hoeft enkel die straf uit te zitten. Het betreft een juridische fictie op grond waarvan alle straffen op die manier kunnen worden geacht parallel en gelijktijdig ten uitvoer te zijn gelegd. Door vermenging van straffen kan derhalve een zuivere of materiële cumulatie van de oorspronkelijke straffen worden voorkomen, dat wil zeggen een situatie waarin alle straffen voor elk van de samenlopende strafbare feiten worden opgelegd, die vervolgens afzonderlijk en cumulatief ten uitvoer worden gelegd. Die vermenging kan, in geval van vervolging van meerdere strafbare feiten in een enkele procedure, worden uitgesproken bij het veroordelende vonnis of, in geval van vervolging ervan bij afzonderlijke procedures, in een verzamelvonnis.

35.

Vermenging van straffen is een mechanisme op grond waarvan de duur van gevangenisstraffen die een dader van meerdere samenlopende strafbare feiten, die als gevolg daarvan meermaals is veroordeeld, uiteindelijk zal moeten uitzitten, kan worden verkort doordat die straffen niet rekenkundig hoeven te worden opgeteld. Dat mechanisme zorgt er derhalve voor dat de potentieel met het evenredigheidsbeginsel strijdige gevolgen van een cumulatie van straffen worden gecorrigeerd. Het berust op de idee dat een loutere rekenkundige cumulatie indruist tegen een van de belangrijkste functies die een straf in een modern handhavingsstelsel moet vervullen, namelijk de reclassering van veroordeelde personen bevorderen. Het gaat om de toepassing van het beginsel van individualisering van de straf, op grond waarvan het, anders dan bij de eenvoudige rekenkundige cumulatie van uitgesproken sancties, mogelijk wordt om rekening te houden met het gedrag van de veroordeelde persoon, met zijn persoonlijkheid en met zijn materiële, sociale en gezinssituatie. ( 6 )

36.

Het kan dus nodig blijken om in het stadium van tenuitvoerlegging van straffen de negatieve gevolgen van de cumulatie te corrigeren. Daarbij dienen de strafrechters hun beoordelingsvrijheid te behouden, zodat bij de tenuitvoerlegging van in het kader van afzonderlijke procedures opgelegde sancties een evenwicht wordt gevonden tussen een doeltreffende handhaving en het bereiken van de doelstelling om gevonniste personen te reclasseren. In dat stadium draait het niet langer om de vraag of de beklaagde zich aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, en indien dat het geval is, wat voor het verweten gedrag de passende sanctie is. In een procedure voor de vermenging van straffen in de fase van de tenuitvoerlegging van die straffen op het grondgebied van een enkele lidstaat bestaat de taak van de rechter erin om een totaalstraf te bepalen die geen afbreuk doet aan de noodzaak van een doeltreffende handhaving en, door de vereiste individualisering, zowel het evenredigheidsbeginsel inzake straffen als de reclasseringsfunctie van de straf in acht neemt. Aangezien het aan de rechter staat om de strafmaat van de totaalstraf vast te stellen, beschikt hij dus over bewegingsvrijheid. Daarbij kan zijn beoordeling afhangen van verschillende criteria, waaronder de omstandigheden van de zaken die tot de verschillende veroordelingen hebben geleid, de persoonlijkheid van de dader alsook de aard, het aantal en de ernst van de strafbare feiten.

37.

Wanneer in het nationale recht in een procedure tot vermenging van straffen is voorzien, dient de rechter zijn taak overeenkomstig de voorschriften en binnen de grenzen van kaderbesluit 2008/675 te vervullen, ongeacht of de strafrechtelijke procedures zijn gevoerd in een lidstaat of in meer lidstaten. De rechter bij wie het verzoek om vermenging van straffen is ingediend, dient bij zijn uitspraak daarom rekening te houden met een bijzondere beperking die in artikel 3, lid 3, van dat kaderbesluit is opgenomen, namelijk dat de te wijzen beslissing geen afbreuk mag doen aan de in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling.

B.   Procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis

38.

Het opleggen van een totaalstraf is de juridische techniek die in de Poolse rechtsorde wordt gebruikt om een situatie van meerdaadse samenloop van strafbare feiten van uiteenlopende ernst en van fiscale delicten te behandelen.

39.

De totaalstraf neemt de vorm aan van een bijzondere straf die wordt opgelegd na beslissingen over de schuldigverklaring van een persoon aan meerdere strafbare feiten en over de straffen die voor elk van die feiten worden opgelegd (de oorspronkelijke straffen). Die totaalstraf wordt door de aangezochte rechter bepaald op basis van de oorspronkelijke straffen. Om een totaalstraf te kunnen opleggen, is vereist dat de betrokken oorspronkelijke straffen ten uitvoer kunnen worden gelegd en nog niet integraal ten uitvoer zijn gelegd. Derhalve kan een reeds integraal ten uitvoer gelegde straf niet met het oog op een totaalstraf met andere straffen worden samengevoegd.

40.

Het staat aan de aangezochte rechter om de strafmaat van de totaalstraf vast te stellen binnen de grenzen van de nationale regeling en met inachtneming van omstandigheden zoals met name de gezondheidstoestand en het gedrag van de betrokkene, alsook het verband tussen de strafbare feiten in materiële, temporele en personele zin.

41.

Wanneer meerdere strafbare feiten aanleiding hebben gegeven tot meer dan één procedure, kan een totaalstraf op basis van de bij de verschillende veroordelingen opgelegde oorspronkelijke straffen worden opgelegd in het kader van een nieuwe procedure die uitmondt in een verzamelvonnis. Die procedure wordt gerechtvaardigd door het feit dat de dader van meerdere strafbare feiten waarover in meer dan één procedure wordt beslist, niet mag worden benadeeld ten opzichte van degene over wiens strafbare feiten in een enkele procedure wordt beslist. Met het wijzen van een verzamelvonnis kan de gelijke behandeling van die twee situaties derhalve worden hersteld. Het verzamelvonnis ziet trouwens uitsluitend op de vaststelling van een totaalstraf en geenszins op de schuldvraag.

42.

In de onderhavige zaak betreft de verzamelvonnisprocedure straffen waarvan er een is opgelegd door een Poolse rechter en de andere door de rechter van een andere lidstaat. Zoals ik hierboven heb aangegeven, lijkt het op basis van artikel 85, lid 4, en artikel 114a k.k. evenwel uitgesloten dat de bepalingen inzake de totaalstraf op de door rechters van andere lidstaten gegeven beslissingen kunnen worden toegepast. Hieruit volgt dat louter op grond van het Poolse recht de door de rechters van andere lidstaten opgelegde oorspronkelijke straffen cumulatief met de door Poolse rechters opgelegde straffen ten uitvoer moeten worden gelegd. Louter op grond van het Poolse recht kan een in een andere lidstaat veroordeelde persoon, ingeval de tenuitvoerlegging van zijn straf overeenkomstig kaderbesluit 2008/909 aan Polen is overgedragen, zich dus niet op de nationale voorschriften betreffende het verzamelvonnis en de oplegging van een totaalstraf beroepen, maar dient deze die straf cumulatief met de tegen hem in Polen uitgesproken straffen te ondergaan in plaats van parallel, in de vorm van een totaalstraf.

43.

De vragen van de verwijzende rechter betreffen de kwestie of die in het Poolse recht gekozen benadering in overeenstemming is met de voorschriften van kaderbesluit 2008/675 en kaderbesluit 2008/909. Wanneer de tenuitvoerlegging van een door de rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling wordt overgedragen aan de lidstaat waar de verzamelvonnisprocedure wordt uitgevoerd, is meer bepaald de vraag op welke manier de voorschriften van de kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909 in onderling verband moeten worden uitgelegd. Houdt het Unierecht in dat de rechter die de verzamelvonnisprocedure behandelt, bij de bepaling van de totaalstraf op dezelfde manier rekening moet houden met de in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling als met een nationale veroordeling?

44.

Ik herinner eraan dat in het kader van de bij de verwijzende rechter ingeleide verzamelvonnisprocedure is vastgesteld dat het door het Landgericht Lüneburg op 15 februari 2017 gewezen vonnis, waarbij aan AV een vrijheidsstraf is opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan bij de beschikking van de verwijzende rechter van 12 januari 2018 is erkend in Polen en dat de straf aldaar duurt tot en met 29 november 2021. De procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis waarin die straf is opgenomen, is op 31 juli 2018 ingeleid op verzoek van AV. Ook de door de verwijzende rechter bij vonnis van 24 februari 2010 opgelegde vrijheidsstraf, die AV van 29 november 2021 tot en met 30 maart 2030 moet ondergaan, kan ten uitvoer worden gelegd. De verwijzende rechter wijst er bovendien op dat hij reeds in 2014 een verzamelvonnis heeft gewezen waarin met name een door een andere Duitse rechter opgelegde en in Polen ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf is opgenomen. Dat verzamelvonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.

45.

Zoals ik hierboven heb aangegeven, verklaart de verwijzende rechter dat het vonnis waarbij de verzamelvonnisprocedure naar Pools recht wordt beëindigd, zich op de grens van een uitspraak ten gronde en de tenuitvoerlegging van die straf bevindt en dat dit vonnis sancties dekt die bij onherroepelijke vonnissen zijn opgelegd, teneinde de juridische reactie op strafbare feiten waarover in één procedure had kunnen worden beslist, te „corrigeren” en op die manier „de bestraffing te rationaliseren”, zonder dat het verzamelvonnis tot gevolg heeft dat wordt ingegrepen in de individuele vonnissen in kwestie. Het verzamelvonnis doet volgens de verwijzende rechter met name geen afbreuk aan de schuld van de dader van een bepaald strafbaar feit, zoals deze in het vonnis ten gronde is vastgesteld.

46.

Dienaangaande blijkt uit het arrest Zdziaszek van 10 augustus 2017 ( 7 ) dat de verzamelvonnisprocedure niet raakt aan de schuldigverklaring in die eerdere uitspraken, die derhalve onherroepelijk is geworden. ( 8 ) Volgens het Hof wijzigt een dergelijk vonnis de strafmaat van de opgelegde straf of straffen. ( 9 ) Derhalve moet onderscheid worden gemaakt tussen dit type procedure, dat strekt tot vaststelling van de strafmaat van vrijheidsstraffen, en maatregelen inzake de wijze van tenuitvoerlegging van die straffen. ( 10 )

47.

Het Hof heeft er eveneens op gewezen dat een dergelijke procedure, waarbij met name een of meer eerder aan de betrokkene opgelegde straffen worden samengevoegd tot één nieuwe straf, noodzakelijkerwijs uitmondt in een gunstigere uitkomst voor de betrokkene. Na verschillende vonnissen waarbij steeds een straf is opgelegd, kunnen de opgelegde straffen immers worden samengevoegd tot een totaalstraf waarvan de strafmaat lager is dan de som van de verschillende straffen die bij de eerdere afzonderlijke beslissingen waren opgelegd. ( 11 ) Het verzamelvonnis naar Pools recht is meer dan een louter „formele berekening” en houdt voor de vaststelling van de totaalstraf een beoordelingsbevoegdheid van de bevoegde rechter in. ( 12 )

48.

Ik wijs erop dat de verzamelvonnisprocedure onder de bevoegdheid van de lidstaten valt. Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van het Hof moeten die lidstaten die bevoegdheid evenwel uitoefenen met inachtneming van het Unierecht. ( 13 ) Lidstaten die beslissen om een dergelijke procedure in hun wettelijke regeling op te nemen, dienen derhalve het Unierecht in acht te nemen, met name de op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken aangenomen instrumenten, zoals kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909. De gedachte achter de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht doet op zich twijfels rijzen over de verenigbaarheid met het Unierecht van een wettelijke regeling van een lidstaat die in een verzamelvonnisprocedure enkel rekening houdt met door rechters van die lidstaat uitgesproken eerdere veroordelingen.

C.   Toepasselijkheid van kaderbesluit 2008/675

49.

Bij kaderbesluit 2008/675 wordt blijkens artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 1, aan lidstaten de minimumverplichting opgelegd om met in andere lidstaten uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen rekening te houden, zodat daaraan rechtsgevolgen worden verbonden die gelijkwaardig zijn aan de rechtsgevolgen die de nationale wetgeving aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf verbindt. De bedoeling is om het strafrechtelijk verleden van een persoon te kunnen beoordelen in een nieuwe strafrechtelijke procedure die tegen de betrokkene wordt ingeleid wegens andere feiten.

50.

Het is juist dat kaderbesluit 2008/675 zich overeenkomstig overweging 6 ervan niet richt op de tenuitvoerlegging in een bepaalde lidstaat van rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn genomen.

51.

Het lijdt evenwel geen twijfel dat met eerdere veroordelingen rekening kan worden gehouden in het stadium van de tenuitvoerlegging ervan.

52.

Dat blijkt uit het arrest Beshkov van 21 september 2017. ( 14 )

53.

In de zaak die tot dat arrest heeft geleid, heeft het Hof voor recht verklaard dat kaderbesluit 2008/675 aldus dient te worden uitgelegd dat het toepassing vindt op een nationale procedure die betrekking heeft op de oplegging, met het oog op de tenuitvoerlegging, van een totale vrijheidsstraf met inaanmerkingneming van de door de nationale rechter aan een persoon opgelegde straf en van de straf die in het kader van een eerdere door een rechter van een andere lidstaat tegen deze persoon uitgesproken veroordeling wegens andere feiten was opgelegd. ( 15 )

54.

Tot staving van die vaststelling heeft het Hof allereerst opgemerkt dat artikel 1, lid 1, van dat kaderbesluit bepaalt dat dat kaderbesluit ten doel heeft de voorwaarden vast te stellen waaronder rekening wordt gehouden met eerdere veroordelingen die in een lidstaat tegen een persoon zijn uitgesproken in geval van een nieuwe strafrechtelijke procedure in een andere lidstaat tegen dezelfde persoon wegens andere feiten. ( 16 )

55.

Met dat doel legt artikel 3, lid 1, van dat kaderbesluit, gelezen in het licht van overweging 5 van dat kaderbesluit, de lidstaten de verplichting op om ervoor te zorgen dat in een dergelijk geval rekening wordt gehouden met de eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen, waarover krachtens de geldende rechtsinstrumenten inzake wederzijdse rechtsbijstand of inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister informatie is verkregen, voor zover naar nationaal recht met eerdere nationale veroordelingen rekening wordt gehouden, en daarnaast aan die veroordelingen rechtsgevolgen worden verbonden die gelijkwaardig zijn aan de rechtsgevolgen die volgens dat recht aan eerdere nationale veroordelingen worden verbonden, ongeacht of het gaat om feitelijke gevolgen dan wel om procesrechtelijke of materieelrechtelijke gevolgen. ( 17 )

56.

Het Hof heeft vervolgens vastgesteld dat artikel 3, lid 2, van kaderbesluit 2008/675 bepaalt dat die verplichting van toepassing is tijdens de fase die aan het strafproces voorafgaat, tijdens het strafproces zelf en bij de tenuitvoerlegging van de veroordeling, met name wat betreft de geldende procesrechtelijke regels, inclusief die met betrekking tot de kwalificatie van het strafbare feit, de soort opgelegde straf en de strafmaat, en wat betreft de regels inzake de tenuitvoerlegging van de beslissing. Zo staat in de overwegingen 2 en 7 van dat kaderbesluit te lezen dat de nationale rechter rekening moet kunnen houden met in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen, ook voor de bepaling van de executiemodaliteiten, en dat de gevolgen die aan deze veroordelingen worden verbonden in iedere fase van de procedure gelijkwaardig moeten zijn aan de gevolgen die worden verbonden aan de nationale beslissingen. ( 18 )

57.

Het Hof heeft daaruit ten slotte afgeleid dat kaderbesluit 2008/675 niet alleen toepassing vindt op procedures die verband houden met de bepaling en vaststelling van de mogelijke schuld van de beklaagde, maar ook op procedures betreffende de tenuitvoerlegging van de straf waarvoor rekening moet worden gehouden met de straf die is opgelegd in een eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling. Het Hof heeft daarbij vastgesteld dat de door Trayan Beshkov ingeleide procedure voor de oplegging van een totaalstraf in casu onder deze tweede categorie valt, zodat zij binnen de werkingssfeer van dat kaderbesluit valt. ( 19 )

58.

Uit het voorafgaande volgt met name dat het voornoemde kaderbesluit in beginsel ziet op situaties waarin een nieuwe strafrechtelijke procedure is ingeleid tegen een persoon die eerder is veroordeeld in een andere lidstaat. Het begrip „nieuwe strafrechtelijke procedure” omvat de fase die voorafgaat aan het strafproces, het strafproces zelf en de uitvoering van de veroordeling. ( 20 )

59.

Voor de toepassing van kaderbesluit 2008/675 dient, in navolging van hetgeen het Hof in zijn arrest Beshkov heeft geoordeeld, erop te worden gewezen dat in een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding de totaalstraf wordt vastgesteld in de fase van de tenuitvoerlegging van de veroordelingen, zodat dit kaderbesluit bij een dergelijke procedure van toepassing is. Het is in het kader van die nationale procedure, die ziet op de vaststelling met het oog op de tenuitvoerlegging van de maat van een totale vrijheidsstraf, dat de vraag rijst of rekening moet worden gehouden met een straf die bij een eerdere veroordeling in een andere lidstaat is opgelegd.

60.

Ofschoon kaderbesluit 2008/675 luidens overweging 6 ervan „zich niet [richt] op de tenuitvoerlegging in een bepaalde lidstaat van rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn genomen”, vind ik in dat kaderbesluit verder geen enkele aanwijzing dat de inaanmerkingneming door de rechters van een lidstaat van in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen niet zou gelden voor een veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging overeenkomstig kaderbesluit 2008/909 aan die lidstaat is overgedragen. Had de Uniewetgever die situatie van de werkingssfeer van kaderbesluit 2008/675 willen uitsluiten, dan zou hij dit namelijk uitdrukkelijk hebben aangegeven. Uit overweging 14 van dat kaderbesluit, waarop ik hieronder zal terugkomen, blijkt veeleer dat die wetgever de situatie waarin de tenuitvoerlegging van een veroordeling wordt overgedragen aan een andere lidstaat dan de lidstaat van veroordeling juist wel binnen de werkingssfeer van dat kaderbesluit heeft willen laten vallen.

61.

Aangezien de toepasselijkheid van kaderbesluit 2008/675 op een procedure als die in het hoofdgeding mijns inziens vaststaat, dient thans te worden nagegaan of dat kaderbesluit zich ertegen verzet dat in het kader van een in Polen ingeleide verzamelvonnisprocedure rekening wordt gehouden met een eerdere veroordeling die in een andere lidstaat is uitgesproken en waarvan de tenuitvoerlegging aan Polen is overgedragen, of zulks juist oplegt.

D.   Verenigbaarheid van de procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis met kaderbesluit 2008/675

62.

In overweging 2 van kaderbesluit 2008/675 staat te lezen dat het is bedoeld om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke uitspraken en beslissingen, dat is verankerd in 82, lid 1, VWEU, dat in de plaats is gekomen van artikel 31 EU, op basis waarvan dat kaderbesluit is vastgesteld. Zoals in overweging 3 ervan is aangegeven, „beoogt [het] de lidstaten de minimumverplichting op te leggen rekening te houden met in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen”.

63.

Wanneer tegen dezelfde persoon meerdere strafrechtelijke procedures zijn gevoerd in meerdere landen wegens andere feiten, is een van de fundamentele beginselen van kaderbesluit 2008/675 luidens overweging 8 ervan „zoveel mogelijk [vermijden] dat de betrokkene minder gunstig wordt behandeld dan indien de eerdere veroordeling een nationale veroordeling was geweest”.

64.

Daartoe wordt in dat kaderbesluit als beginsel vastgesteld dat in de lidstaat waar een nieuwe strafrechtelijke procedure wordt gevoerd, in overeenstemming met het gelijkwaardigheidsbeginsel rekening wordt gehouden met de in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling. Dat kaderbesluit beoogt daarentegen niet de gevolgen te harmoniseren die door de verschillende nationale regelingen aan het bestaan van eerdere veroordelingen worden verbonden.

65.

Bij het vaststellen van kaderbesluit 2008/675 is de Uniewetgever uitgegaan van de constatering, die in overweging 4 tot uitdrukking is gebracht, dat „[s]ommige lidstaten [...] gevolgen [verbinden] aan in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen, terwijl in andere lidstaten alleen rekening wordt gehouden met door eigen rechters uitgesproken veroordelingen”.

66.

Daarom staat in overweging 5 van dat kaderbesluit verder te lezen dat „[a]ls grondregel moet gelden dat de lidstaten aan een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling gevolgen moeten verbinden die gelijkwaardig zijn aan de gevolgen van een nationale veroordeling overeenkomstig het nationale recht, ongeacht of het volgens het nationale recht om feitelijke gevolgen dan wel om procesrechtelijke of materieelrechtelijke gevolgen gaat”. Op de rechter die zich in een nieuwe strafrechtelijke procedure dient uit te spreken, rust op grond van kaderbesluit 2008/675 dus de verplichting om aan de door een rechter van een andere lidstaat gegeven beslissing gevolgen te verbinden die „gelijkwaardig zijn aan de gevolgen die aan nationale veroordelingen verbonden worden”, en dat zelfs bij „de tenuitvoerlegging van het vonnis”. ( 21 )

67.

Bij dat kaderbesluit wordt aldus als beginsel vastgesteld dat veroordelingen die worden uitgesproken door rechters van de lidstaat waar een nieuwe strafrechtelijke procedure wordt gevoerd – in casu een verzamelvonnisprocedure – worden gelijkgesteld met veroordelingen die door rechters van een andere lidstaat worden uitgesproken. Dat gelijkstellingsbeginsel houdt in dat aan die veroordelingen dezelfde rechtsgevolgen worden verbonden als aan nationale veroordelingen. Aldus dient de in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure aangezochte rechter in beginsel op dezelfde manier rekening te houden met de door de rechter van een andere lidstaat gegeven eerdere beslissing als met een beslissing van een rechter van de lidstaat waartoe hij behoort, zodat die beslissing de gevolgen meebrengt die door de wet worden verbonden aan het strafrechtelijke verleden van de veroordeelde persoon.

68.

Zoals advocaat-generaal Bot er in zijn conclusie in de zaak Beshkov ( 22 ) op heeft gewezen, houdt dit vereiste „duidelijk verband met de verwezenlijking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en aldus met de wederzijdse erkenning, op grond waarvan niet alleen rekening moet worden gehouden met de buitenlandse beslissing maar deze ook moet worden geëerbiedigd”. ( 23 ) Kaderbesluit 2008/675 draagt volgens het Hof aldus bij aan „de versterking van het wederzijdse vertrouwen in de Europese rechtsruimte, aangezien het een rechterlijke cultuur stimuleert waarin met eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen in beginsel rekening wordt gehouden”. ( 24 )

69.

Op het eerste gezicht lijkt de Poolse wettelijke regeling tegen de aldus geuite wens van de Uniewetgever in te gaan en met het beginsel van wederzijdse erkenning in strijd te zijn. Evenwel dient in de specifieke context van het hoofdgeding te worden nagegaan of het feit dat met door rechters van andere lidstaten uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen geen rekening wordt gehouden, in overeenstemming is met de voorschriften van kaderbesluit 2008/675.

70.

In artikel 3, leden 3 tot en met 5, van dat kaderbesluit heeft de Uniewetgever grenzen gesteld aan de verplichting om in een nieuwe strafrechtelijke procedure in overeenstemming met het gelijkwaardigheidsbeginsel rekening te houden met de in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordelingen.

71.

Artikel 3, lid 3, van dat kaderbesluit bepaalt met name dat „[d]e inaanmerkingneming van in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen als bedoeld in lid 1, [...] er niet toe [leidt] dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat die de procedure uitvoert, erdoor worden doorkruist, ingetrokken of herzien”. Die bepaling houdt derhalve het voorbehoud in dat door de inaanmerkingneming van in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen aan dergelijke veroordelingen geen afbreuk mag worden gedaan. Zij geeft uitdrukking aan de noodzaak om het gezag van gewijsde van buitenlandse beslissingen te behouden.

72.

In de wijze waarop een nationale rechter in een nieuwe strafrechtelijke procedure met een eerdere buitenlandse beslissing rekening houdt, mag hij die beslissing bijgevolg op geen enkele manier wijzigen. Overeenkomstig dat beginsel van niet-inmenging mag de nieuw aangezochte rechter niet terugkomen op hetgeen de rechter van een andere lidstaat heeft beslist. Die nieuw aangezochte rechter dient overeenkomstig het gelijkwaardigheidsbeginsel eenvoudigweg aan de eerdere buitenlandse beslissing de gevolgen te verbinden die aan een eerdere nationale beslissing zouden zijn verbonden. ( 25 ) Kortom, de in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen dienen in aanmerking te worden genomen zoals zij zijn uitgesproken. ( 26 )

73.

Het is op grond van dat beginsel van niet-inmenging dat het Hof in zijn arrest Beshkov voor recht heeft verklaard dat „artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675 aldus dient te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die erin voorziet dat de nationale rechter die wordt verzocht om oplegging, met het oog op de tenuitvoerlegging, van een totale vrijheidsstraf met inaanmerkingneming van met name de straf die is opgelegd in het kader van een eerdere door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling, daartoe de executiemodaliteiten van die laatste straf kan wijzigen”. ( 27 )

74.

Het Hof heeft met name verklaard dat „de nationale rechter op grond van datzelfde kaderbesluit de executiemodaliteiten van een eerder in een andere lidstaat uitgesproken en reeds ten uitvoer gelegde veroordeling niet kan herzien en wijzigen, met name door intrekking van het uitstel dat gepaard ging met de bij deze beslissing opgelegde straf, en door deze om te zetten in een effectieve gevangenisstraf. Hij kan op die grond evenmin een nieuwe tenuitvoerlegging bevelen van de aldus gewijzigde straf.” ( 28 )

75.

Het hof heeft er in zijn arrest Lada van 5 juli 2018 ( 29 ) voorts op gewezen dat „ook al verzet kaderbesluit 2008/675 zich tegen een herziening [...] die kan leiden tot een herkwalificatie van het strafbare feit en tot een wijziging van de in een andere lidstaat uitgesproken straf, vastgesteld [dient te worden] dat dit kaderbesluit er niet aan in de weg staat dat de lidstaat waar de nieuwe strafrechtelijke procedure loopt, de wijze kan preciseren waarop rekening wordt gehouden met de eerder in die andere lidstaat uitgesproken veroordelingen, waarbij een dergelijke precisering enkel tot doel heeft te bepalen of het mogelijk is aan die veroordelingen gelijkwaardige rechtsgevolgen te verbinden als die welke overeenkomstig het nationale recht aan eerdere nationale veroordelingen worden verbonden”. ( 30 ) Volgens het Hof „vereist de vaststelling van een besluit dat toestaat gelijkwaardige rechtsgevolgen te verbinden aan een eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling als bedoeld in overweging 13 van kaderbesluit 2008/675, bovendien een onderzoek geval per geval, in het licht van een concrete situatie. Die mogelijkheid kan niet rechtvaardigen dat een bijzondere procedure tot erkenning van in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen wordt toegepast die nodig is om rekening te houden met die veroordelingen tijdens een nieuwe strafrechtelijke procedure en voorts kan leiden tot een herkwalificatie van het gepleegde strafbare feit en van de opgelegde straf”. ( 31 )

76.

Nu dit duidelijk is, ben ik van mening dat artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, anders dan de Poolse en de Tsjechische regering aanvoeren, zich niet verzet tegen elke toepassing van een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding. Dat is immers enkel het geval indien daarenboven wordt aangetoond dat de inaanmerkingneming, in een dergelijke context, van in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen ertoe zou leiden dat „eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan [...] erdoor worden doorkruist”. Overigens heeft het Hof in zijn arrest Beshkov niet geoordeeld dat artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675 zich als zodanig tegen de in dat arrest aan de orde zijnde nationale procedure verzet, maar enkel voor zover de toepassing ervan, in de specifieke omstandigheden van de zaak die tot dat arrest heeft geleid, tot gevolg zou hebben gehad dat door intrekking van het uitstel dat met die veroordeling gepaard ging, afbreuk wordt gedaan aan de integriteit van de buitenlandse veroordeling.

77.

Het is van belang erop te wijzen dat artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675 dient te worden gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, luidens welke „[e]en vonnis of de tenuitvoerlegging daarvan [...] onder meer [wordt] doorkruist indien de bij het eerdere vonnis opgelegde sanctie volgens het nationale recht van de tweede lidstaat moet opgaan of moet worden opgenomen in een andere sanctie, die vervolgens daadwerkelijk ten uitvoer dient te worden gelegd, voor zover de eerste straf niet reeds ten uitvoer is gelegd of de tenuitvoerlegging ervan niet is overgedragen aan de tweede lidstaat”.

78.

Net als de Commissie in haar schriftelijke antwoord op de vragen van het Hof ben ik van mening dat uit artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, niet uitdrukkelijk blijkt dat in nationale procedures voor de oplegging van totaalstraffen geen rekening mag worden gehouden met in het buitenland uitgesproken eerdere veroordelingen, maar wel dat in het betrokken geval afzonderlijk moet worden onderzocht of het opleggen van een totaalstraf zou neerkomen op inmenging in het eerdere vonnis of de tenuitvoerlegging ervan.

79.

Zoals de Commissie in haar schriftelijke antwoord op de vragen van het Hof terecht opmerkt, is overweging 14 van kaderbesluit 2008/675 relevant in tweeërlei opzicht. Ten eerste wordt erin bevestigd dat de gevallen waarin een totaalstraf wordt opgelegd, niet als zodanig van de werkingssfeer van dat kaderbesluit zijn uitgesloten. Ten tweede kan uit die overweging worden afgeleid dat een eerdere veroordeling of de tenuitvoerlegging ervan door het opleggen van een totaalstraf kan worden doorkruist in twee situaties, namelijk wanneer de eerste veroordeling nog niet ten uitvoer is gelegd of wanneer de tenuitvoerlegging van de eerste veroordeling niet is overgedragen aan de tweede lidstaat. Indien in een andere lidstaat nog een straf moet worden uitgezeten, heeft een beslissing tot vermenging van straffen immers gevolgen voor de tenuitvoerlegging van de door een rechter van die andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling.

80.

In beginsel zijn er daarentegen geen gevolgen voor de eerdere veroordeling of de tenuitvoerlegging ervan wanneer die veroordeling reeds ten uitvoer is gelegd. In die situatie wordt immers niet geraakt aan het recht van de lidstaat van veroordeling om de door zijn eigen rechters opgelegde straf overeenkomstig de nationaalrechtelijke voorwaarden ten uitvoer te leggen, zelfs wanneer een andere lidstaat bij de uitoefening van zijn eigen rechterlijke bevoegdheid in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure met die veroordeling dient rekening te houden.

81.

Zonder de voorwaarde dat de in een lidstaat uitgesproken veroordeling integraal ten uitvoer dient te zijn gelegd, zou de in een andere lidstaat bevolen vermenging, wat de tenuitvoerlegging van de in de lidstaat van veroordeling opgelegde straffen betreft, aan de autoriteiten en rechters van die lidstaat kunnen worden opgelegd en dus afbreuk kunnen doen aan het recht van die lidstaat om op zijn grondgebied de tenuitvoerlegging van door zijn nationale rechters opgelegde straffen te waarborgen. Die vermenging zou er dan toe leiden dat de tenuitvoerlegging van dergelijke straffen wordt doorkruist, hetgeen in strijd is met artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan.

82.

Toch is het zo dat de rechter van een andere lidstaat, zelfs wanneer een in een lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling reeds ten uitvoer is gelegd, bij de inaanmerkingneming van een dergelijke veroordeling „de executiemodaliteiten [van die beslissing] niet kan herzien en wijzigen”. ( 32 ) Het vermoeden dat er geen gevolgen voor de eerdere veroordeling of de tenuitvoerlegging ervan zijn, kan derhalve worden weerlegd indien de inaanmerkingneming van die veroordeling in een concreet geval ertoe leidt dat afbreuk wordt gedaan aan hetgeen in de eerste lidstaat is beslist.

83.

Om dezelfde redenen die gelden in het geval van de inaanmerkingneming van een reeds ten uitvoer gelegde eerdere veroordeling zijn er in beginsel geen gevolgen voor de eerdere veroordeling of tenuitvoerlegging ervan wanneer de tenuitvoerlegging van die veroordeling overeenkomstig de voorschriften van kaderbesluit 2008/909 door de lidstaat van veroordeling is overgedragen aan een andere lidstaat. In die situatie komt de beslissing om de tenuitvoerlegging van de veroordeling aan de tweede lidstaat over te dragen immers van de eerste lidstaat omdat deze zich overeenkomstig artikel 4, lid 2, van dat kaderbesluit ervan heeft vergewist dat de tenuitvoerlegging van de sanctie in de tweede lidstaat „de reclassering van de gevonniste persoon ten goede zal komen”. Aangezien de lidstaat van veroordeling met de overdracht van de tenuitvoerlegging van de straf heeft ingestemd, wordt geen afbreuk gedaan aan het recht van die lidstaat om de door zijn nationale rechters uitgesproken veroordeling op zijn grondgebied overeenkomstig de nationaalrechtelijke voorwaarden ten uitvoer te doen leggen.

84.

Ik leid uit artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, af dat, wanneer een eerdere veroordeling reeds ten uitvoer is gelegd of de tenuitvoerlegging ervan is overgedragen aan de lidstaat waarvan een rechter een vonnis wil wijzen waarbij een totaalstraf wordt opgelegd, de vaststelling van die totaalstraf als zodanig er niet toe leidt dat een dergelijke eerdere veroordeling of de tenuitvoerlegging ervan wordt doorkruist. Uit artikel 3, lid 3, van dat kaderbesluit kan voor de in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure aangezochte nationale rechter dan ook geen principieel verbod worden afgeleid om een verzamelvonnis te wijzen dat rekening houdt met een door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling.

85.

Uitgaand van die premisse is voor de vaststelling van een besluit als bedoeld in overweging 13 van kaderbesluit 2008/675 op grond waarvan aan een eerder in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling rechtsgevolgen kunnen worden verbonden die gelijkwaardig zijn aan de rechtsgevolgen van een eerdere veroordeling door een rechter van de lidstaat waar dat besluit moet worden vastgesteld, een onderzoek van de concrete omstandigheden van het geval nodig. ( 33 )

86.

Zodra de nieuw aangezochte rechter overeenkomstig zijn nationale recht en het in artikel 3, lid 1, van dat kaderbesluit vermelde gelijkwaardigheidsbeginsel dient vast te stellen welke totaalstraf moet worden toegepast op basis van in meerdere lidstaten uitgesproken veroordelingen, dient hij na te gaan of een in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling door het opleggen van een dergelijke totaalstraf kan worden doorkruist. Dat onderzoek dient per geval te worden uitgevoerd, zodat het in artikel 3, lid 3, van dat kaderbesluit opgenomen beginsel van niet-inmenging in acht wordt genomen.

87.

In een situatie als in het hoofdgeding doet de procedure tot oplegging van een totaalstraf mijns inziens geen afbreuk aan de tenuitvoerlegging van de in Duitsland opgelegde oorspronkelijke straf.

88.

Dienaangaande herinner ik eraan dat het vonnis van het Landgericht Lüneburg van 15 februari 2017 blijkens de verwijzingsbeslissing bij beschikking van 12 januari 2018 van de Sąd Okręgowy w Gdańsku is overgenomen met het oog op tenuitvoerlegging in Polen. Bij die beschikking zijn de feiten naar Pools recht gekwalificeerd en is aangegeven dat er een vrijheidsstraf van in totaal vijf jaar en drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd, die wat de duur betreft identiek is aan de sanctie die door het Landgericht Lüneburg is opgelegd.

89.

Het is dus wel degelijk de vrijheidsstraf, zoals deze bij vonnis van het Landgericht Lüneburg is opgelegd, die in Polen ten uitvoer zal worden gelegd. Zoals de verwijzende rechter verklaart, houdt het verzoek om een verzamelvonnis in dat dit vonnis waarin de vrijheidsstraf van vijf jaar en drie maanden is opgenomen, wordt gewezen volgens het beginsel van volledige absorptie. Aan het vonnis van het Landgericht Lüneburg wordt door een dergelijke absorptie geen afbreuk gedaan, aangezien de opgelegde straf integraal in Polen ten uitvoer moet worden gelegd. De omstandigheid dat die straf parallel met een andere, door een Poolse rechter opgelegde straf ten uitvoer zal worden gelegd, raakt als zodanig niet aan de inhoud en de doeltreffendheid van het door het Landgericht Lüneburg gewezen vonnis.

90.

Een verzamelvonnis waarin de door de Sąd Okręgowy w Gdańsku op 24 februari 2010 opgelegde straf en de door het Landgericht Lüneburg opgelegde straf zijn opgenomen, is mijns inziens dan ook niet in strijd met de voorschriften van kaderbesluit 2008/675, voor zover die tweede straf in dat verzamelvonnis opgaat zonder er afbreuk aan te doen.

91.

Artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675 vereist evenwel dat de verzamelvonnisprocedure de eerdere veroordeling niet doet verdwijnen, zodat het vonnis zelf en integriteit ervan behouden blijven. Vermenging van straffen mag namelijk niet tot gevolg hebben dat de vermengde straffen zelf, de autonomie en de rechtsgevolgen ervan ongedaan wordt gemaakt, maar moet de beslissing inhouden dat die straffen gelijktijdig met de zwaarste straf ten uitvoer worden gelegd. Hieruit volgt dat als de straf waarin de andere straf is opgegaan, verdwijnt, de daarin opgegane straf nog ten uitvoer moet kunnen worden gelegd in de vorm waarin zij is opgelegd.

92.

Kortom, de verzamelvonnisprocedure is enkel in overeenstemming met artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675 voor zover de integriteit van de buitenlandse beslissing wordt geëerbiedigd en de soevereiniteit van de rechter die deze heeft uitgesproken, behouden blijft, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het gezag van gewijsde dat met een dergelijke buitenlandse beslissing gepaard gaat. ( 34 ) Daarbij wordt de door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling doorkruist door een verzamelvonnis indien daarbij een totaalstraf wordt opgelegd die lichter is dan de oorspronkelijke straf die bij die veroordeling is opgelegd, wat in strijd zou zijn met die bepaling. ( 35 )

93.

De Tsjechische regering voert aan dat een verzamelvonnis waarin een door een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling is opgenomen, per definitie een beslissing vormt waardoor een dergelijke veroordeling wordt doorkruist. Volgens die lidstaat houdt een dergelijk vonnis in wezen namelijk in dat de oorspronkelijke beslissing wordt ingetrokken, de gevolgen van de eerdere veroordeling ongedaan worden gemaakt en opgaan in de nieuwe totaalstraf die wordt opgelegd.

94.

In dezelfde geest geeft de Poolse regering aan dat het wezen van een verzamelvonnis zit in het feit dat de in het kader van dat verzamelvonnis samengebrachte vonnissen met het wijzen ervan worden herroepen. Volgens die lidstaat houdt dat in dat van de aldus in het kader van een verzamelvonnis samengebrachte veroordelingen in de rechtsorde niet langer sprake is, wat uitdrukkelijk is verboden door artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675.

95.

Wat die verklaringen betreft, staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of de eerdere veroordeling door een verzamelvonnis wordt ingetrokken in de zin van artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675.

96.

Uit de voorgaande overwegingen leid ik af dat artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, aldus dient te worden uitgelegd dat het er zich in beginsel niet tegen verzet dat een rechter van een lidstaat in een nieuwe strafrechtelijke procedure, namelijk een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding, rekening houdt met een eerder door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging overeenkomstig de voorschriften van kaderbesluit 2008/909 is overgedragen aan de lidstaat waar deze procedure wordt uitgevoerd. Het staat evenwel aan de rechter ten overstaan van wie een verzamelvonnisprocedure plaatsvindt om op grond van een onderzoek van de concrete omstandigheden van het geval na te gaan of een dergelijke procedure er niet toe leidt dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat waar de procedure wordt uitgevoerd, worden doorkruist, ingetrokken of herzien. De toepassing van een verzamelvonnisprocedure mag er met name niet toe leiden dat een totaalstraf wordt opgelegd die lichter is dan de oorspronkelijke straf in het vonnis van een rechter van een andere lidstaat noch dat de gevolgen van die beslissing ongedaan worden gemaakt.

97.

Voor de verenigbaarheid van de uitvoering van een dergelijke verzamelvonnisprocedure met het Unierecht dient in een context als in de onderhavige zaak, namelijk een overdracht van de tenuitvoerlegging van een veroordeling aan een andere lidstaat dan de lidstaat waar die veroordeling is uitgesproken, evenwel te worden nagegaan of die procedure niet in strijd is met de voorschriften van kaderbesluit 2008/909. Met name moet worden gewaarborgd dat de in dat kaderbesluit opgenomen voorwaarden en beperkingen die voor de aanpassing van een dergelijke veroordeling gelden, worden geëerbiedigd.

E.   Verenigbaarheid van de procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis met kaderbesluit 2008/909

98.

In dit deel zal ik nagaan of kaderbesluit 2008/909 geen beperkingen inhoudt voor de toepassing van een verzamelvonnisprocedure als die in het hoofdgeding.

99.

Aangezien de situatie in het hoofdgeding ziet op de overdracht aan een lidstaat, overeenkomstig dat kaderbesluit, van de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling, dient namelijk te worden nagegaan of de verzamelvonnisprocedure verenigbaar is met de voorschriften van dat kaderbesluit. Dat is overigens het voorwerp van tweede prejudiciële vraag.

100.

Ik vind in kaderbesluit 2008/909 geen enkele aanwijzing dat de toepassing in de tenuitvoerleggingsstaat van een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding is uitgesloten voor de tenuitvoerlegging van een sanctie die in de veroordelingsstaat is opgelegd. Integendeel, indien de voorschriften van dat kaderbesluit worden nageleefd en voor zover het recht van de tenuitvoerleggingsstaat daarin voor nationale veroordelingen voorziet, dient de overdracht aan die lidstaat van de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat opgelegde sanctie gepaard te gaan met volledige nakoming van de verplichting om in het kader van een verzamelvonnisprocedure in de tenuitvoerleggingsstaat rekening te houden met die sanctie.

101.

Anders dan in kaderbesluit 2008/675, dat zich volgens overweging 6 ervan niet richt op de tenuitvoerlegging in een bepaalde lidstaat van rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn genomen, wordt in kaderbesluit 2008/909 bepaald dat de bevoegdheid met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een in een lidstaat opgelegde sanctie wordt overgedragen aan een andere lidstaat.

102.

Dat kaderbesluit beoogt blijkens overweging 2 ervan uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen. Op grond van dat beginsel heeft een beslissing die door een rechterlijke autoriteit is gegeven in overeenstemming met het recht van de lidstaat waar zij zich bevindt, volle en rechtstreekse werking in heel de Unie, zodat de bevoegde autoriteiten van elke andere lidstaat hun medewerking moeten verlenen aan de tenuitvoerlegging ervan alsof de beslissing afkomstig was van een rechterlijke autoriteit van hun eigen lidstaat.

103.

In dat kaderbesluit worden blijkens artikel 3, lid 1, ervan de regels vastgesteld volgens welke een lidstaat, ter bevordering van de reclassering van de gevonniste persoon, een vonnis erkent en de door een rechter van een andere lidstaat opgelegde sanctie ten uitvoer legt.

104.

Zoals in artikel 8, lid 1, van kaderbesluit 2008/909 wordt gepreciseerd, erkent de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in die zin in beginsel een vonnis dat haar door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat is toegezonden en neemt zij onverwijld de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de sanctie waarvan de duur en aard zijn vastgelegd in het in de beslissingsstaat gewezen vonnis. ( 36 ) Het beginsel van wederzijdse erkenning verzet er zich dus in beginsel tegen dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit de door de beslissende rechterlijke autoriteit opgelegde sanctie aanpast, ook al zou op basis van de toepassing van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat een sanctie van een andere duur of aard zijn opgelegd. Zoals de Commissie heeft opgemerkt in haar verslag betreffende de uitvoering van kaderbesluit 2008/909 is het zo dat „[a]angezien de kaderbesluiten gebaseerd zijn op het vertrouwen van de lidstaten in elkaars rechtsstelsels, [...] de beslissing van de rechter in de beslissingsstaat [moet] worden geëerbiedigd en [...] in principe niet [wordt] herzien of aangepast”. ( 37 )

105.

Die regel heeft evenwel geen absolute gelding. In artikel 8, leden 2 tot en met 4, van kaderbesluit 2008/909 zijn immers strikte voorwaarden opgenomen voor de aanpassing door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat van de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie. Die voorwaarden vormen de enige uitzonderingen op de beginselplicht die krachtens artikel 8, lid 1, van dat kaderbesluit op die autoriteit rust. ( 38 )

106.

Op grond van artikel 8, lid 2, van kaderbesluit 2008/909 kan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat met name de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie onder bepaalde voorwaarden aanpassen indien de duur ervan onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat. Die autoriteit kan met name alleen besluiten een dergelijke sanctie aan te passen voor zover deze zwaarder is dan de maximumsanctie die naar het recht van die staat is gesteld op vergelijkbare strafbare feiten als het feit waarvoor de persoon is veroordeeld. De aangepaste sanctie mag niet lager zijn dan de maximumsanctie die krachtens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor vergelijkbare strafbare feiten geldt. Indien de aard van de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat op grond van artikel 8, lid 3, van dat kaderbesluit de sanctie bovendien ook aanpassen aan de sanctie of maatregel die door het nationale recht voor vergelijkbare strafbare feiten is voorgeschreven, mits deze sanctie of maatregel zoveel mogelijk overeenstemt met de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie. De sanctie kan niet worden gewijzigd in een geldboete. In artikel 8, lid 4, van dat kaderbesluit wordt bepaald dat de aangepaste sanctie hoe dan ook geen verzwaring, naar aard of duur, kan inhouden van de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie. Overeenkomstig artikel 12, lid 1, en artikel 21, onder e), van kaderbesluit 2008/909 dient elk besluit om de sanctie overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 3, ervan aan te passen, schriftelijk te worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.

107.

Zoals ik hierboven heb aangegeven, is het in casu wel degelijk de door het Landgericht Lüneburg in zijn vonnis opgelegde vrijheidsstraf van vijf jaar en drie maanden die in Polen ten uitvoer zal worden gelegd. Uit het aan het Hof overgelegde dossier blijkt niet dat de in dat vonnis opgelegde sanctie overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 3, van kaderbesluit 2008/909 dient te worden aangepast om in Polen ten uitvoer te kunnen worden gelegd.

108.

Mijns inziens kan een verzamelvonnis niet worden gelijkgesteld met de in artikel 8, leden 2 tot en met 4, van kaderbesluit 2008/909 bedoelde „aanpassing” door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat van de in de beslissingsstaat opgelegde sanctie. De „aanpassing” in de zin van die bepaling heeft immers een duidelijk omschreven doel, namelijk de tenuitvoerlegging van die sanctie op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat mogelijk maken door deze met het nationale recht van die staat in overeenstemming te brengen. Met de verzamelvonnisprocedure wordt in een context als die van het hoofdgeding daarentegen een totaal ander doel nagestreefd, namelijk vaststellen of meerdere sancties die het resultaat zijn van afzonderlijke procedures, cumulatief dan wel parallel ten uitvoer zullen worden gelegd met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van individualisering van de straf bij de tenuitvoerlegging ervan.

109.

Derhalve kan niet worden aangevoerd dat de toepassing van een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding met artikel 8 van kaderbesluit 2008/909 in strijd is omdat die bepaling geen uitzondering met betrekking tot de toepassing van een dergelijke procedure bevat.

110.

Wanneer de tenuitvoerlegging van een sanctie overeenkomstig de bepalingen van dat kaderbesluit aan een andere lidstaat is overgedragen, dient bij de toepassing van een verzamelvonnisprocedure evenwel te worden voldaan aan „de beginselplicht van [de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat] om het haar toegezonden vonnis te erkennen en de sanctie ten uitvoer te leggen waarvan de duur en aard zijn vastgelegd in het in [de] beslissingsstaat gewezen vonnis”. ( 39 ) De duur of de aard van de oorspronkelijke sanctie waarover in een verzamelvonnisprocedure wordt beslist, kan in voorkomend geval slechts binnen de strikte grenzen van artikel 8, leden 2 tot en met 4, van dat kaderbesluit worden aangepast. Dienaangaande wijs ik erop dat de duur of de aard van de in een andere lidstaat opgelegde oorspronkelijke sanctie, ondanks dat daarover niet in die procedure wordt beslist, mogelijk vóór het wijzen van een dergelijk vonnis overeenkomstig artikel 8, leden 2 tot en met 4, van dat kaderbesluit moet worden aangepast om de sanctie in de tenuitvoerleggingsstaat daadwerkelijk ten uitvoer te kunnen leggen. In een dergelijke situatie is het de aldus aangepaste sanctie die vervolgens, op grond van een verzamelvonnisprocedure, als onderdeel van een totaalstraf parallel en gelijktijdig met een andere sanctie ten uitvoer zal moeten worden gelegd.

111.

Artikel 17 van kaderbesluit 2008/909 doet mijns inziens niet af aan de verenigbaarheid van een verzamelvonnisprocedure met dat kaderbesluit. In dat artikel, waarvan lid 1 bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de sanctie wordt beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, worden immers de beginselen geformuleerd die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van de sanctie zodra de gevonniste persoon is overgedragen aan de bevoegde autoriteit van die staat. ( 40 ) Het betreft maatregelen voor de waarborging van de materiële tenuitvoerlegging van de straf en de reclassering van de gevonniste persoon. ( 41 ) Zoals ik hierboven heb aangegeven en blijkens het arrest Zdziaszek van 10 augustus 2017 ( 42 ), dienen die maatregelen die de wijze van tenuitvoerlegging van de straffen betreffen, te worden onderscheiden van de maatregelen die, door wijziging van de hoogte van de opgelegde straf(fen), zien op de vaststelling van de strafmaat. Aangezien de verzamelvonnisprocedure tot die laatste categorie behoort, valt zij niet onder artikel 17 van kaderbesluit 2008/909, dat ziet op maatregelen met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de straffen. Dienaangaande heeft de omstandigheid dat de verzamelvonnisprocedure bij de tenuitvoerlegging van de straffen wordt uitgevoerd, geen invloed op het eigenlijke doel van die procedure, waarin de duur van eerder opgelegde vrijheidsstraffen opnieuw wordt vastgesteld. ( 43 )

112.

Artikel 19 van kaderbesluit 2008/909 doet mijns inziens evenmin af aan de verenigbaarheid van een verzamelvonnisprocedure met dat kaderbesluit. Uit artikel 19, lid 1, van dat kaderbesluit vloeit immers voort dat „[z]owel de beslissingsstaat als de tenuitvoerleggingsstaat [...] amnestie of gratie [kan] verlenen”. Amnestie en gratie stellen evenwel een einde aan de tenuitvoerlegging van een straf ( 44 ), wat noch het voorwerp noch het doel van de verzamelvonnisprocedure vormt. Uit artikel 19, lid 2, van kaderbesluit 2008/909, waarin staat te lezen dat „[a]lleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van het vonnis waarbij de op grond van dit kaderbesluit ten uitvoer te leggen sanctie is opgelegd”, vloeit bovendien voort dat de tenuitvoerleggingsstaat een dergelijk vonnis niet mag herzien noch maatregelen mag vaststellen die de herziening van dat vonnis in de beslissingsstaat zouden kunnen beletten. Maar nogmaals, de verzamelvonnisprocedure heeft noch tot doel noch tot gevolg dat de veroordeling waarmee in het kader van een dergelijke procedure rekening is gehouden, wordt herzien. Derhalve kan uit artikel 19 van dat kaderbesluit mijns inziens geen enkele lering naar analogie worden getrokken met betrekking tot de verenigbaarheid van de verzamelvonnisprocedure met dat kaderbesluit.

113.

Uit de voorgaande overwegingen leid ik af dat artikel 8, artikel 17, lid 1, en artikel 19 van kaderbesluit 2008/909 aldus dienen te worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de toepassing door een lidstaat van een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding, voor zover daarbij wordt voldaan aan de beginselplicht van de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om het haar toegezonden vonnis te erkennen en de sanctie wat de duur en de aard betreft overeenkomstig het in de beslissingsstaat gewezen vonnis ten uitvoer te leggen. De duur of de aard van de oorspronkelijke sanctie die in een verzamelvonnisprocedure in aanmerking wordt genomen, kan in voorkomend geval slechts binnen de strikte grenzen van artikel 8, leden 2 tot en met 4, van dat kaderbesluit worden aangepast alvorens een dergelijk vonnis wordt gewezen.

114.

Na deze uiteenzetting over de kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909 kom ik tot de slotsom dat zij zich, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die hierboven zijn aangegeven, in beginsel niet verzetten tegen de toepassing in een lidstaat van een verzamelvonnisprocedure in de situatie waarin de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat opgelegde sanctie aan die lidstaat is overgedragen.

115.

Zoals de verwijzende rechter en de Hongaarse regering terecht hebben uiteengezet, zou het tegenovergestelde antwoord een niet te rechtvaardigen verschil in behandeling meebrengen tussen personen die tot meerdere straffen zijn veroordeeld in een enkele lidstaat en personen die daartoe zijn veroordeeld in meerdere lidstaten, wanneer de straffen in die gevallen in dezelfde lidstaat ten uitvoer worden gelegd.

116.

Personen die in Polen tot vrijheidsstraffen zijn veroordeeld, zouden immers van de verzamelvonnisprocedure kunnen gebruikmaken, terwijl voor personen die niet alleen in Polen maar ook in andere lidstaten tot vrijheidsstraffen zijn veroordeeld, de regel van de zuivere of materiële cumulatie van straffen zou gelden.

117.

Uitsluiting van de toepassing van het evenredigheidsbeginsel en van het beginsel van individualisering van de straf louter op grond van de plaats waar een vonnis is gewezen, staat mijns inziens haaks op de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten.

118.

Integendeel, gelet op het feit dat het Poolse recht voorziet in een verzamelvonnisprocedure, strookt de toepassing van een dergelijke procedure met het oog op de opneming van een in een andere lidstaat opgelegde straf in een totaalstraf volledig met de doelstellingen van kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909. De uitoefening van zijn beoordelingsbevoegdheid door de in het kader van een verzamelvonnisprocedure nieuw aangezochte rechter leidt immers tot een betere individualisering van de straf in het stadium van de tenuitvoerlegging ervan, waarbij de inaanmerkingneming van het strafrechtelijke verleden van de veroordeelde persoon wordt gecombineerd met de reclasseringsfunctie van de straf. Het zou in tegenspraak zijn met die doelstellingen en met het beginsel van wederzijdse erkenning wanneer veroordeelde personen die ter bevordering van hun reclassering hun straf uitzitten in hun land van herkomst, geen gebruik kunnen maken van een procedure voor de parallelle en gelijktijdige tenuitvoerlegging van meerdere straffen om de enkele reden dat die straffen door strafrechters van meerdere lidstaten zijn opgelegd.

119.

Wanneer de waarborgen voor de toepassing van die twee kaderbesluiten worden geëerbiedigd, namelijk het behoud van de integriteit van de buitenlandse beslissing en de soevereiniteit van de rechter die deze heeft uitgesproken ( 45 ), dient dan ook de voorkeur te worden gegeven aan een oplossing waarbij de volle werking van de moderne functie van de straf wordt verzekerd met inaanmerkingneming, bij de tenuitvoerlegging ervan, van het strafrechtelijke verleden van de veroordeelde persoon, zodat een doeltreffende handhaving wordt verzekerd en tegelijkertijd het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van individualisering van de straf in acht worden genomen.

120.

Zoals ik reeds heb aangegeven, lijkt uit de informatie waarover het Hof beschikt naar voren te komen dat het Poolse recht zich ertegen verzet dat bij een verzamelvonnisprocedure rekening wordt gehouden met een in een andere lidstaat opgelegde sanctie. Indien die vaststelling door de verwijzende rechter wordt bevestigd, dient hij die hinderpaal weg te nemen door de aanwijzingen te volgen die het Hof in zijn arrest Popławski van 24 juni 2019 ( 46 ) heeft gegeven, dat wil zeggen door alles te doen wat binnen zijn bevoegdheid valt om zijn nationale recht in overeenstemming met de voorschriften van de kaderbesluiten 2008/675 en 2008/909 uit te leggen.

V. Conclusie

121.

Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vragen van de Sąd Okręgowy w Gdańsku te beantwoorden als volgt:

„1)

Artikel 3, lid 3, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met overweging 14 ervan, dient aldus te worden uitgelegd dat dat artikel zich er in beginsel niet tegen verzet dat een rechter van een lidstaat in een nieuwe strafrechtelijke procedure, namelijk een procedure voor het wijzen van een verzamelvonnis zoals die in het hoofdgeding, rekening houdt met een eerder door een rechter van een andere lidstaat uitgesproken veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging overeenkomstig de voorschriften van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, is overgedragen aan de lidstaat waar deze procedure wordt uitgevoerd. Het staat evenwel aan de rechter ten overstaan van wie een verzamelvonnisprocedure plaatsvindt om op grond van een onderzoek van de concrete omstandigheden van het geval na te gaan of een dergelijke procedure er niet toe leidt dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat waar de procedure wordt uitgevoerd, worden doorkruist, ingetrokken of herzien. De toepassing van een verzamelvonnisprocedure mag er met name niet toe leiden dat een totaalstraf wordt opgelegd die lichter is dan de oorspronkelijke straf in het vonnis van een rechter van een andere lidstaat noch dat de gevolgen van die beslissing ongedaan worden gemaakt.

2)

Artikel 8, artikel 17, lid 1, en artikel 19 van kaderbesluit 2008/909, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, dienen aldus te worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen de toepassing door een lidstaat van een verzamelvonnisprocedure zoals die in het hoofdgeding, voor zover daarbij wordt voldaan aan de beginselplicht van de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om het haar toegezonden vonnis te erkennen en de sanctie wat de duur en de aard betreft overeenkomstig het in de beslissingsstaat gewezen vonnis ten uitvoer te leggen. De duur of de aard van de oorspronkelijke sanctie die in een verzamelvonnisprocedure in aanmerking wordt genomen, kan in voorkomend geval slechts binnen de strikte grenzen van artikel 8, leden 2 tot en met 4, van dat kaderbesluit worden aangepast alvorens een dergelijk vonnis wordt gewezen.”


( 1 ) Oorspronkelijke taal: Frans.

( 2 ) PB 2008, L 220, blz. 32.

( 3 ) PB 2008, L 327, blz. 27.

( 4 ) PB 2009, L 81, blz. 24 (hierna: „kaderbesluit 2008/909”).

( 5 ) Dz. U. nr. 88, volgnr. 553 (hierna: „k.k.”).

( 6 ) Zie dienaangaande de conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Beshkov (C‑171/16, EU:C:2017:386), waarin hij aangeeft dat „[d]e rekenkundige optelling van alle straffen die aan de betrokkene zijn opgelegd wegens daden die zijn gepleegd gedurende een periode waarin geen enkele waarschuwing of zorg is verstrekt, [...] meestal onevenredig [zal] zijn tegen de achtergrond van de persoonlijkheid van de delinquent en de omstandigheden waarin de daden zijn gepleegd, en dus onrechtvaardig. Daar de straf onrechtvaardig overkomt, zal deze met meer waarschijnlijkheid tot verzet leiden – en dus tot recidive – dan tot betering. Dit rechtvaardigt de bevoegdheid van de rechter om bij de vereiste individualisering, en binnen de bij de wet gestelde grenzen, de sancties die van toepassing zijn op de strafbare feiten die een delinquent in die periode van zijn leven heeft gepleegd, zo goed mogelijk te combineren” (punt 49).

( 7 ) C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629.

( 8 ) Arrest van 10 augustus 2017, Zdziaszek (C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629, punt 84).

( 9 ) Arrest van 10 augustus 2017, Zdziaszek (C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629, punt 85).

( 10 ) Idem.

( 11 ) Arrest van 10 augustus 2017, Zdziaszek (C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629, punt 86).

( 12 ) Arrest van 10 augustus 2017, Zdziaszek (C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629, punt 88).

( 13 ) Zie in die zin met name arrest van 24 november 1998, Bickel en Franz (C‑274/96, EU:C:1998:563, punt 17). Zie ook arrest van 2 april 2020, Ruska Federacija (C‑897/19 PPU, EU:C:2020:262, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

( 14 ) C‑171/16, EU:C:2017:710 (hierna: „arrest Beshkov”).

( 15 ) Zie arrest Beshkov, punt 29.

( 16 ) Zie arrest Beshkov, punt 25.

( 17 ) Zie arrest Beshkov, punt 26.

( 18 ) Zie arrest Beshkov, punt 27.

( 19 ) Zie arrest Beshkov, punt 28.

( 20 ) Zie arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 30).

( 21 ) Zie overweging 7 van kaderbesluit 2008/675.

( 22 ) C‑171/16, EU:C:2017:386.

( 23 ) Conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Beshkov (C‑171/16, EU:C:2017:386, punt 54), en conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Lada (C‑390/16, EU:C:2018:65, punt 77).

( 24 ) Zie arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 36).

( 25 ) Zie conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Beshkov (C‑171/16, EU:C:2017:386, punten 55 en 56).

( 26 ) Zie arrest Beshkov, punten 37 en 44, en arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 39).

( 27 ) Zie arrest Beshkov, punt 47.

( 28 ) Zie arrest Beshkov, punt 46.

( 29 ) C‑390/16, EU:C:2018:532.

( 30 ) Zie arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 40).

( 31 ) Zie arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 45).

( 32 ) Zie arrest Beshkov, punt 46. De nationale rechter van de tweede lidstaat kan aldus het uitstel dat gepaard ging met de straf die bij de in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling is opgelegd en reeds ten uitvoer is gelegd, niet intrekken door deze om te zetten in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

( 33 ) Zie arrest van 5 juli 2018, Lada (C‑390/16, EU:C:2018:532, punt 45).

( 34 ) Zie conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Beshkov (C‑171/16, EU:C:2017:386, punt 70).

( 35 ) Aangezien bepaalde strafbare feiten meer of minder streng worden bestraft naargelang de lidstaten, mag de procedure tot het wijzen van een verzamelvonnis niet tot gevolg hebben dat het strafrechtelijk beleid van de lidstaat waar deze procedure plaatsvindt, in de plaats komt van het beleid van de lidstaat waar de eerdere veroordeling is uitgesproken.

( 36 ) Zie in die zin arresten van 8 november 2016, Ognyanov (C‑554/14, EU:C:2016:835, punt 36), en 11 januari 2017, Grundza (C‑289/15, EU:C:2017:4, punt 42).

( 37 ) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2014 betreffende de uitvoering door de lidstaten van de kaderbesluiten 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ inzake de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen betreffende vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen, inzake proeftijdbeslissingen en alternatieve straffen en inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis [COM(2014) 57 final, blz. 8].

( 38 ) Zoals de Commissie in haar in de voorgaande voetnoot aangehaalde verslag aangeeft, „is [het] belangrijk een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds de eerbiediging van de oorspronkelijk opgelegde sanctie en anderzijds de rechtstradities van de lidstaten, om conflicten te voorkomen die de werking van de kaderbesluiten zouden kunnen ondermijnen” (blz. 7‑8).

( 39 ) Zie arrest van 8 november 2016, Ognyanov (C‑554/14, EU:C:2016:835, punt 36).

( 40 ) Zie arrest van 8 november 2016, Ognyanov (C‑554/14, EU:C:2016:835, punt 39).

( 41 ) In punt 72 van zijn conclusie in de zaak Ognyanov (C‑554/14, EU:C:2016:319) heeft advocaat-generaal Bot erop gewezen dat de bevoegde justitiële autoriteiten in dat kader de modaliteiten van de voltrekking en de organisatie van de straf moeten vaststellen door bijvoorbeeld te besluiten over externe plaatsing, verloven, plaatsing in een open inrichting, tenuitvoerlegging in gedeelten, opschorting van de straf, maatregelen tot vervroegde of voorwaardelijke invrijheidsstelling van de gedetineerde of tot plaatsing onder elektronisch toezicht. Hij heeft eveneens aangegeven dat het recht betreffende de tenuitvoerlegging van straffen ook maatregelen omvat die na de invrijheidsstelling van de veroordeelde persoon kunnen worden genomen, zoals plaatsing onder gerechtelijk toezicht of ook deelname aan reclasseringsprogramma’s of maatregelen tot vergoeding van de schade aan de slachtoffers.

( 42 ) C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629.

( 43 ) Arrest van 10 augustus 2017, Zdziaszek (C‑271/17 PPU, EU:C:2017:629, punt 90).

( 44 ) Zie in dat verband artikel 21, onder f), van kaderbesluit 2008/909, waarin wordt verwezen naar „het [...] besluit om de sanctie om een van de in artikel 19, lid 1, [van dat kaderbesluit] bedoelde redenen, niet ten uitvoer te leggen”.

( 45 ) Zie de conclusie van advocaat-generaal Bot in de zaak Beshkov (C‑171/16, EU:C:2017:386, punt 70).

( 46 ) C‑573/17, EU:C:2019:530.