14.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 119/3 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 januari 2022 — Europese Commissie/European Food SA e.a.
(Zaak C-638/19 P) (1)
(Hogere voorziening - Staatssteun - Artikelen 107 en 108 VWEU - Bilateraal investeringsverdrag - Arbitragebeding - Roemenië - Toetreding tot de Europese Unie - Afschaffing van een fiscale stimuleringsregeling vóór toetreding - Scheidsrechterlijke uitspraak waarbij na toetreding schadevergoeding wordt toegekend - Besluit van de Europese Commissie waarbij deze vergoeding wordt aangemerkt als met de interne markt onverenigbare staatssteun en terugvordering ervan wordt gelast - Bevoegdheid van de Commissie - Toepassing ratione temporis van het Unierecht - Bepaling van de datum waarop het recht op steun aan de begunstigde is toegekend - Artikel 19 VEU - Artikelen 267 en 344 VWEU - Autonomie van het Unierecht)
(2022/C 119/03)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en P.-J Loewenthal, gemachtigden)
Andere partijen in de procedure: European Food SA, Starmill SRL, Multipack SRL, Scandic Distilleries SA, Ioan Micula (vertegenwoordigers: K. Struckmann, Rechtsanwalt, G. Forwood, avocat en A. Kadri, solicitor), Viorel Micula, European Drinks SA, Rieni Drinks SA, Transilvania General Import-Export SRL, West Leasing SRL, voorheen West Leasing International SRL (vertegenwoordigers: J. Derenne, D. Vallindas en O. Popescu, avocats), Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Centeno Huerta, gemachtigde, vervolgens A. Gavela Llopis, gemachtigde), Hongarije
Interveniëntes aan de zijde van rekwirante: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: D. Klebs, R. Kanitz en J. Möller, gemachtigden), Republiek Letland (vertegenwoordiger: K. Pommere, gemachtigde), Republiek Polen (vertegenwoordigers: D. Lutostańska, B. Majczyna en M. Rzotkiewicz, gemachtigden)
Dictum
1) |
Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 18 juni 2019, European Food e.a./Commissie (T-624/15, T-694/15 en T-704/15, EU:T:2019:423), wordt vernietigd. |
2) |
Er hoeft geen uitspraak te worden gedaan over de incidentele hogere voorziening. |
3) |
De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie voor een uitspraak over de bij dit Gerecht aangevoerde middelen en argumenten waarover het Hof van Justitie van de Europese Unie zich niet heeft uitgesproken. |
4) |
De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |