1.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 72/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 13 januari 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bundesrepublik Deutschland/XT

(Zaak C-507/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk beleid inzake asiel en subsidiaire bescherming - Normen voor de erkenning van derdelanders of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten - Richtlijn 2011/95/EU - Artikel 12 - Uitsluiting van de vluchtelingenstatus - Bij de organisatie van de Verenigde Naties voor Hulpverlening aan Palestijnse Vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) geregistreerde staatloze Palestijn - Voorwaarden om zich op grond van dat feit te beroepen op richtlijn 2011/95 - Eindiging van de bescherming of de bijstand van de UNRWA)

(2021/C 72/08)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bundesrepublik Deutschland

Verwerende partij: XT

Dictum

1)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat, om te bepalen of de bescherming of bijstand van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Hulpverlening aan Palestijnse Vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) is opgehouden, in het kader van een individuele beoordeling van alle relevante aspecten van de betrokken situatie rekening moet worden gehouden met alle sectoren van het werkgebied van de UNRWA tot de gebieden waarvan een staatloze Palestijn die dit werkgebied heeft verlaten een concrete mogelijkheid heeft toegang te krijgen en er veilig te verblijven.

2)

Artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van richtlijn 2011/95 moet aldus worden uitgelegd dat de bescherming of bijstand van de UNRWA niet kan worden beschouwd te zijn opgehouden wanneer een staatloze Palestijn het werkgebied van de UNRWA heeft verlaten vanuit een sector van dat gebied waar hij in een persoonlijke situatie van ernstige onveiligheid verkeerde en waar die organisatie niet in staat was hem haar bescherming of bijstand te verlenen, indien, ten eerste, hij zich vrijwillig naar deze sector heeft begeven vanuit een andere sector van voornoemd werkgebied waar hij niet in een persoonlijke situatie van ernstige onveiligheid verkeerde en waar hij de bescherming of bijstand van die organisatie kon genieten, en, ten tweede, hij niet redelijkerwijs kon verwachten, op basis van de concrete informatie waarover hij beschikte, dat hij in de sector waarnaar hij zich begaf bescherming of bijstand van de UNRWA zou ontvangen of dat hij op korte termijn zou kunnen terugkeren naar de sector waar hij vandaan kwam, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.


(1)  PB C 348 van 14.10.2019.