201807270072025332018/C 285/523372018TC28520180813NL01NLINFO_JUDICIAL20180601363721

Zaak T-337/18: Beroep ingesteld op 1 juni 2018 — Laboratoire Pareva/Commissie


C2852018NL3610120180601NL0052361372

Beroep ingesteld op 1 juni 2018 — Laboratoire Pareva/Commissie

(Zaak T-337/18)

2018/C 285/52Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Laboratoire Pareva (Saint Martin de Crau, Frankrijk) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en S. Englebert, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

uitvoeringsbesluit (EU) 2018/619 ( 1 ) van de Europese Commissie van 20 april 2018 tot niet-goedkeuring van PHMB (1415; 4.7) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 1, 5 en 6 overeenkomstig verordening nr. 528/2012 ( 2 ) (hierna: „bestreden besluit”) nietig verklaren;

verweerster verwijzen in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit door verweerster werd vastgesteld in strijd met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „VWEU”), het afgeleide Unierecht en de Unierechtelijke beginselen. Daarom vordert verzoekster nietigverklaring van het bestreden besluit op basis van de volgende drie gronden:

1.

Het eerste middel is ontleend aan wezenlijke procedurefouten:

verweerster heeft verzuimd procedurele stappen te nemen die zij had moeten nemen vooraleer het bestreden besluit vast te stellen. Verweerster heeft wezenlijke procedurevoorschriften van artikel 6, lid 7, onder a) en b), van gedelegeerde verordening (EU) nr. 1062/2014 ( 3 ) van de Commissie geschonden, die tot een andere uitkomst hadden kunnen leiden indien zij in acht genomen waren.

2.

Het tweede middel is gebaseerd op kennelijke beoordelingsfouten:

Verweerster heeft blijk gegeven van kennelijke beoordelingsfouten door irrelevante factoren in aanmerking te nemen bij haar beoordeling van PHMB en door onvoldoende en niet het nodige belang toe te kennen aan factoren die voor verzoeksters PHMB specifiek en relevant zijn.

3.

Het derde middel berust op schending van fundamentele Unierechtelijke beginselen en van de rechten van de verdediging:

Verweerster heeft verzoekster niet ten volle, naar behoren en daadwerkelijk in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te formuleren tijdens de procedure.


( 1 ) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/619 van de Commissie van 20 april 2018 tot niet-goedkeuring van PHMB (1415; 4.7) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 1, 5 en 6 (PB 2018, L 102, blz. 21).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB 2012, L 167, blz. 1).

( 3 ) Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB 2014, L 294, blz. 1).