Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 11 juli 2019 –
Jadransko osiguranje

(Zaak C‑651/18)

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Onvoldoende precisering van het feitelijke en juridische kader van het hoofdgeding en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vragen noodzakelijk is – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Vragen gesteld zonder voldoende precisering van de feitelijke en juridische context en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vragen noodzakelijk is – Vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten – Kennelijke niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2, en 94)

(zie punten 8‑14, 19, 23, 28‑30 en dictum)

Dictum

Het verzoek om een prejudiciële beslissing dat door de Općinski građanski sud u Zagrebu (civiele rechter in eerste aanleg voor de gemeente Zagreb, Kroatië) is ingediend bij beslissingen van 20 juli 2018 en 15 januari 2019, is kennelijk niet-ontvankelijk.