Zaak C-380/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 11 juni 2018 — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, andere partij: E.P.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 11 juni 2018 — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, andere partij: E.P.
(Zaak C-380/18)
2018/C 294/38Procestaal: NederlandsVerwijzende rechter
Raad van State
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Andere partij: E.P.
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van verordening (EU) nr. 2016/399 ( 1 ) […] aldus worden uitgelegd dat bij de vaststelling dat het rechtmatig verblijf van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen is geëindigd omdat een vreemdeling wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, moet worden gemotiveerd dat de persoonlijke gedragingen van de desbetreffende vreemdeling een daadwerkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen? |
2) |
Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, welke eisen moeten volgens artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van verordening (EU) nr. 2016/399 […] gelden voor de motivering dat een vreemdeling wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde? Moet artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van verordening (EU) nr. 2016/399 […] aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale praktijk volgens welke een vreemdeling wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde op grond van het enkele feit dat vaststaat dat de desbetreffende vreemdeling wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit? |
( 1 ) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB 2016, L 77, blz. 1).