201806220221970362018/C 240/242182018CJC24020180709NL01NLINFO_JUDICIAL20180326212221

Zaak C-218/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 26 maart 2018 — Latte Più Srl e.a. / Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura (AGEA), Regione Veneto


C2402018NL2110120180326NL0024211222

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 26 maart 2018 — Latte Più Srl e.a. / Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura (AGEA), Regione Veneto

(Zaak C-218/18)

2018/C 240/24Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Latte Più Srl, Azienda agricola Benedetti Pietro e Angelo s.s., Azienda agricola Bertoldo Leandro e Ferruccio s.s., Sila di Bettinardi Virgilio e Adriano s.s., Bonora Delis, Capparotto Giampaolo e Lorenzino s.s., Cristofori Alessandra, Cunico Antonio, Dal Degan Santo e Giovanni, Dalle Palle Silvano e Munari Teresa, Dalle Palle Tiziano, Fontana Luca, Gonzo Dino e Stefano s.s., Guarato Giuseppe, Guerra Giuseppe, Magrin Stefano e Renato s.s., Marcolin Graziano, Marin Daniele, Gabriele e Graziano s.s., Azienda agricola Mascot di Pilotto Bortolo e figli s.s., Azienda agricola 2000 di Mastrotto Giuseppe, Matteazzi Mario, Mazzaron Roberto, Pozzan Michele e Luca, Radin Alessandro, Raffaello Carlo e fratelli s.s., Azienda agricola Rodighiero Elena di Bartolomei Roberto e Michele s.s., Sambugaro Andrea, Scuccato Gervasio, Serafini Candida, Toffanin Giovanni e Mauro s.s., Trevisan Francesco, Zanettin Gianfranco e Giampietro s.s.

Verwerende partijen: Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura (AGEA), Regione Veneto

Prejudiciële vragen

1)

Moet, in een situatie als die welke hier is beschreven en in het hoofdgeding aan de orde is, het Unierecht in die zin worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een wettelijke bepaling van een lidstaat in strijd is met artikel 2, lid 2, derde alinea, van verordening (EEG) nr. 3950/92 ( 1 ), tot gevolg heeft dat de producenten met een beroep op de bepalingen van die verordening niet verplicht zijn de extra heffing te betalen?

2)

Moet, in een situatie als die welke hier is beschreven en in het hoofdgeding aan de orde is, het Unierecht en in het bijzonder het algemene beginsel van bescherming van het vertrouwen, in die zin worden uitgelegd dat het vertrouwen van rechtssubjecten die hebben voldaan aan een door een lidstaat opgelegde verplichting en die profijt hebben gehad van de gevolgen die aan het nakomen van genoemde verplichting zijn verbonden, niet kan worden beschermd wanneer blijkt dat die verplichting in strijd is met het Unierecht?

3)

Staan, in een situatie als die welke hier is beschreven en in het hoofdgeding aan de orde is, artikel 9 van verordening (EG) nr. 1392/2001 ( 2 ) en het Unierechtelijke begrip „prioritaire categorie” in de weg aan een bepaling van een lidstaat, zoals artikel 2, lid 3, van voorlopig wetsbesluit nr. 157/2004 van de Italiaanse Republiek, waarin de restitutie van een teveel aan extra heffing betaald bedrag op verschillende manieren is geregeld, waarbij ter zake van de termijnen en de wijze van restitutie onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds producenten die zich plichtsgetrouw hebben gehouden aan een nationale bepaling die in strijd blijkt te zijn met het Unierecht, en anderzijds producenten die zich niet aan die bepaling hebben gehouden?


( 1 ) Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB 1992, L 405, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EG) nr. 1392/2001 van de Commissie van 9 juli 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB 2001, L 187, blz. 19).