Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 december 2019 –
Polskie Górnictwo Naftowe i Gazownictwo/Commissie

(Zaak C‑342/18 P) ( 1 )

„Hogere voorziening – Interne markt voor aardgas – Richtlijn 2009/73/EG – Artikel 32 – Toegang van derden – Artikel 41, leden 6, 8 en 10 – Tariefregelingen – Artikel 36 – Ontheffingsaanvraag – Regels voor de exploitatie van de OPAL-gasleiding – Nationale regulerende instantie – Ontheffingsbesluit – Verzoek tot wijziging – Besluit van de Europese Commissie – Beroep tot nietigverklaring – Artikel 263, vierde alinea, VWEU – Ontvankelijkheid – Besluit dat rekwirante niet rechtstreeks raakt”

1. 

Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Cumulatieve voorwaarden – Niet-ontvankelijkheid van het beroep indien aan een van deze voorwaarden niet is voldaan

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

(zie punten 35‑37)

2. 

Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Besluit van de Commissie, gericht aan een nationale regulerende instantie, waarbij deze wordt verzocht om een besluit tot ontheffing van de Unieregels inzake de exploitatie van een gasleiding te wijzigen – Beoordelingsbevoegdheid van de nationale regulerende instantie die deze moet uitvoeren – Kenschetsing – Niet rechtstreeks geraakt – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; richtlijn 2009/73 van het Europees Parlement en de Raad, art. 36)

(zie punten 38, 39, 42‑54)

3. 

Grondrechten – Recht op daadwerkelijke rechtsbescherming – Toetsing van de wettigheid van de handelingen van de Unie – Modaliteiten – Bescherming van dat recht door de Unierechter of door de nationale rechterlijke instanties naargelang van de rechtsaard van de bestreden handeling – Mogelijkheid van beroep tot nietigverklaring of van prejudiciële verwijzing ter beoordeling van de geldigheid

(Art. 19, lid 1, VEU; art. 263, vierde alinea., 267 en 277 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47)

(zie punten 62, 63)

4. 

Gerechtelijke procedure – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Bevoegdheid van het Gerecht om onmiddellijk uitspraak te doen over de exceptie van niet-ontvankelijkheid zonder ten gronde uitspraak te doen – Omvang van zijn beoordelingsmarge

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 130)

(zie punten 73, 74, 77)

Dictum

1) 

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2) 

Polskie Górnictwo Naftowe i Gazownictwo S.A. draagt haar eigen kosten alsmede de kosten van de Europese Commissie.

3) 

De Bondsrepubliek Duitsland draagt haar eigen kosten.


( 1 ) PB C 276 van 6.8.2018.