15.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/3


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 17 december 2020 — Europese Commissie / Hongarije

(Zaak C-808/18) (1)

(Niet-nakoming - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie - Richtlijnen 2008/115/EG, 2013/32/EU en 2013/33/EU - Procedure voor de toekenning van internationale bescherming - Daadwerkelijke toegang - Grensprocedure - Procedurele waarborgen - Verplichte plaatsing in transitzones - Bewaring - Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders - Rechtsmiddel dat is ingesteld tegen de bestuurlijke besluiten waarbij het verzoek om internationale bescherming is afgewezen - Recht om op het grondgebied te blijven)

(2021/C 53/03)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Condou-Durande, A. Tokár en J. Tomkin, gemachtigden)

Verwerende partij: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér en M. M. Tátrai, gemachtigden)

Dictum

1)

Hongarije is de verplichtingen niet nagekomen die op deze lidstaat rusten krachtens artikel 5, artikel 6, lid 1, artikel 12, lid 1, en artikel 13, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, krachtens artikel 6, artikel 24, lid 3, artikel 43 en artikel 46, lid 5, van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, en krachtens de artikelen 8, 9 en 11 van richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming,

door te bepalen dat verzoeken om internationale bescherming van derdelanders of staatlozen die na aankomst uit Servië op het Hongaarse grondgebied de procedure voor internationale bescherming willen doorlopen alleen in de Röszke-transitzone (Hongarije) en de Tompa-transitzone (Hongarije) kunnen worden gedaan, en daarbij een vaste en algemene bestuurspraktijk te hanteren die het aantal verzoekers dat dagelijks deze transitzones binnen mag drastisch beperkt;

door in de Röszke- en de Tompa-transitzone een stelsel van algemene bewaring van personen die om internationale bescherming verzoeken in te voeren zonder de waarborgen van artikel 24, lid 3, en artikel 43 van richtlijn 2013/32 en van de artikelen 8, 9 en 11 van richtlijn 2013/33 in acht te nemen;

door de verwijdering van alle illegaal op het Hongaarse grondgebied verblijvende derdelanders mogelijk te maken, met uitzondering van degenen die ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben begaan, zonder dat daarbij de procedures en waarborgen van artikel 5, artikel 6, lid 1, artikel 12, lid 1, en artikel 13, lid 1, van richtlijn 2008/115 in acht worden genomen, en

door het antwoord op de vraag of personen die om internationale bescherming verzoeken en binnen de reikwijdte van artikel 46, lid 5, van richtlijn 2013/32 vallen, hun recht kunnen uitoefenen om op het Hongaarse grondgebied te blijven, afhankelijk te maken van voorwaarden die in strijd zijn met het Unierecht.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Hongarije draagt zijn eigen kosten en vier vijfde van de kosten van de Europese Commissie.

4)

De Europese Commissie draagt een vijfde van haar kosten.


(1)  PB C 155 van 6.5.2019.