27.4.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 137/18 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 3 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het hof van beroep te Gent — België) — Tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen X
(Zaak C-717/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Europees aanhoudingsbevel - Artikel 2, lid 2 - Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel - Afschaffing van de toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit - Voorwaarden - Strafbaar feit waarop in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf is gesteld met een maximum van ten minste drie jaar - Wijziging van de strafwetgeving van de uitvaardigende lidstaat tussen de datum van de feiten en de datum van uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel - Versie van de wet die in aanmerking moet worden genomen ter toetsing van de drempel van een strafmaximum van ten minste drie jaar)
(2020/C 137/22)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hof van beroep te Gent
Partij in het hoofdgeding
X
Dictum
Artikel 2, lid 2, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat, bij het onderzoek of op het strafbare feit waarvoor een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat met een maximum van ten minste drie jaar zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende lidstaat, de uitvoerende rechterlijke autoriteit de versie van het recht van de uitvaardigende lidstaat in aanmerking moet nemen die van toepassing was op de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de zaak waarin het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd.