30.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/4


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 februari 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — strafprocedure tegen Nikolay Kolev e.a.

(Zaak C-704/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 267 VWEU - Uitvoering van een prejudiciële beslissing van het Hof - Bevoegdheid van een hogere rechter om bevelen te geven betreffende de wijze van uitvoering - Procedurele autonomie van de lidstaten - Doeltreffendheidsbeginsel - Eerbiediging van de rechten van de verdediging)

(2020/C 103/04)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partijen in het hoofdgeding

Nikolay Boykov Kolev, Stefan Georgiev Kostadinov, Nasko Dimitrov Kurdov, Plamen Georgiev Drenski, Georgi Atanasov Zlatanov, Dimitar Atanasov Dimitrov

Dictum

Gelet op de uitlegging die het Hof in punt 2 van het dictum van het arrest van 5 juni 2018, Kolev e.a. (C-612/15, EU:C:2018:392), heeft gegeven van artikel 6, lid 3, en artikel 7, lid 3, van richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures, moet artikel 267 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regel van nationaal procesrecht die de verwijzende rechter verplicht om, in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot dat arrest, gevolg te geven aan een bevel van een hogere rechter om de zaak na de afsluiting van de gerechtelijke fase van de strafprocedure terug te verwijzen naar de openbare aanklager om de tijdens het strafrechtelijk onderzoek begane procedurele onregelmatigheden te verhelpen, voor zover deze Unierechtelijke bepalingen, zoals uitgelegd door het Hof in punt 2 van het dictum van voormeld arrest, in acht worden genomen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek of in het kader van de daaropvolgende gerechtelijke fase van de strafprocedure.


(1)  PB C 25 van 21.1.2019.