25.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 399/18


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 18 september 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État - Frankrijk) – AQ (C-662/18), DN (C-672/18)/Ministre de l'Action et des Comptes publics

(Gevoegde zaken C-662/18 en C-672/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Directe belastingen - Richtlijn 90/434/EEG - Richtlijn 2009/133/EG - Artikel 8 - Meerwaarden betreffende effectenruilen - Vervreemding van de bij de ruil ontvangen effecten - Meerwaarde waarvoor belastinguitstel is toegekend - Belastingheffing bij de aandeelhouders - Belastingheffing volgens verschillende grondslag- en tariefregels - Inkomensaftrekken die rekening houden met de duur van het houderschap van de effecten)

(2019/C 399/21)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AQ (C-662/18), DN (C-672/18)

Verwerende partij: Ministre de l'Action et des Comptes publics

Dictum

Artikel 8, leden 1 en 6, van richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, en artikel 8, lid 1 en lid 2, tweede alinea, van richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten moeten aldus worden uitgelegd dat bij een effectenruil voor de meerwaarde betreffende de geruilde effecten waarvoor belastinguitstel is toegekend, alsmede voor de meerwaarde uit de vervreemding van de bij de ruil ontvangen effecten dezelfde fiscale behandeling moet gelden wat betreft het belastingtarief en de toepassing van een inkomensaftrek om rekening te houden met de duur van het houderschap van de effecten, als de fiscale behandeling die van toepassing zou zijn geweest op de meerwaarde die zou zijn gerealiseerd bij de vervreemding van de effecten die bestonden vóór de effectenruil, indien die ruil niet had plaatsgevonden.


(1)  PB C 4 van 7.1.2019.