11.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 383/27


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 september 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad - Bulgarije) – Strafzaak tegen AH, PB, CX, KM, PH

(Zaak C-377/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Richtlijn (EU) 2016/343 - Artikel 4, lid 1 - Vermoeden van onschuld - Publieke verwijzingen naar schuld - Schikking tussen de openbaar aanklager en de dader van een strafbaar feit - Nationale rechtspraak waarin de verdachten die geen dergelijke schikking hebben getroffen, worden geïdentificeerd - Handvest van de grondrechten - Artikel 48)

(2019/C 383/29)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partijen in de strafzaak

AH, PB, CX, KM, PH

Dictum

Artikel 4, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat een schikking waarin de verdachte in ruil voor strafvermindering zijn schuld erkent, die door een nationale rechter moet worden goedgekeurd, uitdrukkelijk als mededaders van het betrokken strafbare feit niet alleen die verdachte vermeldt, maar ook andere verdachten die hun schuld niet hebben erkend en worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure, op voorwaarde dat ten eerste die vermelding noodzakelijk is voor de kwalificatie van de juridische aansprakelijkheid van de persoon die deze schikking heeft gesloten en ten tweede diezelfde schikking duidelijk aangeeft dat deze andere verdachten worden vervolgd in het kader van een afzonderlijke strafprocedure en hun schuld niet in rechte is komen vast te staan.


(1)  PB C 294 van 20.8.2018.