23.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 432/10 |
Arrest van het Hof (Negende kamer) van 7 november 2019 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia - Italië) – Eni SpA/Ministero dello Sviluppo Economico, Ministero dell’Economia e delle Finanze (C-364/18), Shell Italia E & P SpA/Ministero dello Sviluppo Economico, Ministero dell’Economia e delle Finanze, Autorità di Regolazione per l’Energia, Reti e Ambiente, voorheen Autorità per l’energia elettrica e il gas e il sistema idrico (C-365/18)
(Gevoegde zaken C-364/18 en C-365/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 94/22/EG - Energie - Voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen - Royalty’s - Berekeningsmethoden - QE-index en Pfor-index - Discriminerend karakter)
(2019/C 432/10)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia
Partijen in het hoofdgeding
(Zaak C-364/18)
Verzoekende partij: Eni SpA
Verwerende partijen: Ministero dello Sviluppo Economico, Ministero dell’Economia e delle Finanze
in tegenwoordigheid van: Autorità di Regolazione per l’Energia, Reti e Ambiente, voorheen Autorità per l’energia elettrica e il gas e il sistema idrico, Regione Basilicata, Comune di Viggiano, Regione Calabria, Comune di Ravenna, Assomineraria
(Zaak C-365/18)
Verzoekende partij: Shell Italia E & P SpA
Verwerende partijen: Ministero dello Sviluppo Economico, Ministero dell’Economia e delle Finanze, Autorità di Regolazione per l’Energia, Reti e Ambiente, voorheen Autorità per l’energia elettrica e il gas e il sistema idrico
in tegenwoordigheid van: Regione Basilicata, Comune di Viggiano, Assomineraria
Dictum
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen, gelezen in het licht van de zesde overweging van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan het bedrag van de door de houders van concessies voor aardgaswinning verschuldigde royalty’s wordt berekend aan de hand van een index die is gebaseerd op de prijzen van aardolie en andere brandstoffen op middellange en lange termijn, en niet aan de hand van een index die de prijs van aardgas op de kortetermijnmarkt weerspiegelt.