29.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/8


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Norderstedt — Duitsland) — Christian Fülla/Toolport GmbH

(Zaak C-52/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Consumentenbescherming - Richtlijn 1999/44/EG - Gebrek aan overeenstemming van het geleverde goed - Artikel 3 - Recht van de consument om het goed kosteloos, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast in overeenstemming te laten brengen - Bepaling van de plaats waar de consument een op afstand gekocht goed ter beschikking van de verkoper moet stellen met het oog op het in overeenstemming brengen ervan - Begrip „kosteloos” in overeenstemming brengen van het goed - Recht van de consument op ontbinding van de overeenkomst)

(2019/C 255/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Norderstedt

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Christian Fülla

Verwerende partij: Toolport GmbH

Dictum

1)

Artikel 3, lid 3, van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten bevoegd blijven om de plaats vast te stellen waar de consument gehouden is een op afstand gekocht goed ter beschikking van de verkoper te stellen om het overeenkomstig deze bepaling in overeenstemming te brengen. Die plaats moet geschikt zijn om het kosteloos in overeenstemming brengen te waarborgen binnen een redelijke termijn en zonder voor ernstige overlast voor de consument te zorgen, rekening houdend met de aard van het goed en het gebruik dat de consument ervan wenst. In dit verband moet de nationale rechter conform richtlijn 1999/44 uitleggen, en in voorkomend geval ook vaste rechtspraak wijzigen, indien deze berust op een met de doelstellingen van deze richtlijn onverenigbare uitlegging van het nationale recht.

2)

Artikel 3, leden 2 tot en met 4, van richtlijn 1999/44 moet aldus worden uitgelegd dat het recht van de consument op het „kosteloos” in overeenstemming brengen van een op afstand gekocht goed niet ziet op de verplichting van de verkoper om, met het oog op het in overeenstemming brengen ervan, de kosten van het transport van dat goed naar de vestigingsplaats van die verkoper voor te schieten, tenzij het voorschieten van die kosten voor die consument een last betekent die hem ervan weerhoudt om zijn rechten geldend te maken, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.

3)

Artikel 3, lid 3, en artikel 3, lid 5, tweede streepje, van richtlijn 1999/44 moeten aldus worden uitgelegd dat, in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, de consument die de verkoper in kennis heeft gesteld van de niet-conformiteit van het op afstand gekochte goed waarvan het transport naar de vestigingsplaats van de verkoper voor hem ernstige overlast dreigt te vormen en die dat goed ter beschikking van de verkoper heeft gesteld op zijn woonadres om het in overeenstemming te brengen, recht heeft op ontbinding van de overeenkomst wegens gebrek aan genoegdoening binnen een redelijke termijn, indien de verkoper geen enkele passende maatregel heeft genomen om dat goed in overeenstemming te brengen, met inbegrip van het in kennis stellen van de consument over de plaats waar dat goed te zijner beschikking moet worden gesteld om het in overeenstemming te brengen. Dienaangaande staat het aan de nationale rechter om door middel van een uitlegging in overeenstemming met richtlijn 1999/44, het recht van deze consument op de ontbinding van de overeenkomst te waarborgen.


(1)  PB C 152 van 30.4.2018.