29.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 32/39 |
Beroep ingesteld op 17 november 2017 — UR/Commissie
(Zaak T-761/17)
(2018/C 032/53)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: UR (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
vast te stellen en te verklaren
— |
het op 11 augustus 2017 na heronderzoek genomen besluit van de jury van het vergelijkend onderzoek om haar naam niet op te nemen op de reservelijst van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/322/16 wordt nietig verklaard; |
— |
de Commissie wordt in elk geval verwezen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.
1. |
Eerste middel, ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout van de jury van het vergelijkend onderzoek bij de vaststelling dat haar diploma niet voldeed aan één van de toelatingsvoorwaarden van het vergelijkend onderzoek. |
2. |
Tweede, subsidiair aangevoerde middel, ontleend aan een exceptie van onwettigheid van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, welke is gebaseerd op artikel 27, eerste alinea, van het Ambtenarenstatuut. Meer bepaald houdt de betrokken toelatingsvoorwaarde geen verband met de eisen van de te vervullen ambten zoals omschreven in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, zodat deze in strijd is met het belang van de dienst. |
3. |
Derde, nog meer subsidiair aangevoerde middel, ontleend aan een ontoereikende motivering van het bestreden besluit, aangezien de criteria die de jury heeft vastgesteld voor de beoordeling van de relevantie van haar diploma aan de hand van de betrokken toelatingsvoorwaarde, niet zijn bekendgemaakt, zodat zij zich niet adequaat heeft kunnen verdedigen. |