24.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 239/60


Beroep ingesteld op 30 mei 2017 — Japan Airlines/Commissie

(Zaak T-340/17)

(2017/C 239/73)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Japan Airlines Co. Ltd (Tokio, Japan) (vertegenwoordigers: J.-F. Bellis en K. Van Hove, advocaten, en R. Burton, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2017) 1742 final van de Commissie van 17 maart 2017 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak AT.39258 — Luchtvracht) in zijn geheel nietig verklaren voor zover dit betrekking heeft op verzoekster;

subsidiair, de aan verzoekster opgelegde geldboete in de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht verlagen; en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster elf middelen aan.

1.

Het eerste middel is eraan ontleend dat de Commissie het ne-bis-in-idembeginsel alsmede artikel 266 VWEU heeft geschonden door vast te stellen dat verzoekster aansprakelijk is voor onderdelen van de inbreuk waarvoor de Commissie haar in het besluit van 2010 niet aansprakelijk had gehouden en, in ieder geval, dat zij de toepasselijke verjaringstermijn niet in acht heeft genomen door verzoekster een geldboete op te leggen met betrekking tot deze onderdelen en dat zij niet heeft aangetoond een gerechtvaardigd belang te hebben bij de formele vaststelling van een inbreuk met betrekking tot deze onderdelen.

2.

Het tweede middel is eraan ontleend dat de Commissie het non-discriminatiebeginsel heeft geschonden door het bestreden besluit opnieuw vast te stellen, aangezien verzoekster daardoor in een minder voordelige positie verkeert dan andere geadresseerden van het besluit van 2010 voor wie dit besluit onherroepelijk en bindend is geworden.

3.

Het derde middel is eraan ontleend dat de Commissie zich schuldig heeft gemaakt aan schending van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en verzoeksters verdedigingsrechten, alsmede buiten haar bevoegdheden is getreden, door vast te stellen dat verzoekster aansprakelijk is voor een inbreuk op routes binnen de EER en tussen de EU en Zwitserland gedurende een tijdvak waarin de Commissie met betrekking tot luchtvaartmaatschappijen die alleen op de routes tussen EER-landen en derde landen vlogen, niet bevoegd was om de naleving van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst af te dwingen en dat verzoeksters handelwijze op de routes tussen EER-landen en derde landen dienovereenkomstig rechtmatig was.

4.

Het vierde middel is eraan ontleend dat de Commissie artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst heeft geschonden door vast te stellen dat verzoekster heeft deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk die ook de routes betrof waarop verzoekster niet vloog en bij gebrek aan de vereiste rechten ook niet mocht vliegen.

5.

Het vijfde middel is eraan ontleend dat de Commissie artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst heeft geschonden door zich bevoegd te achten voor inkomende luchtvrachtdiensten op routes tussen EER-landen en derde landen aangezien dergelijke diensten geleverd worden aan klanten van buiten de EER.

6.

Het zesde middel is eraan ontleend dat de Commissie verzoeksters verdedigingsrechten en de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid heeft geschonden door ten aanzien van verschillende vervoerders verschillende eisen te stellen aan het bewijs.

7.

Het zevende middel is eraan ontleend dat de Commissie de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 (1) en het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door de boetebedragen mede te berekenen aan de hand van de relevante waarde van de verkopen welke is afgeleid van onderdelen van de waarde van luchtvrachtdiensten die geen verband houden met de in het bestreden besluit weergegeven inbreuk.

8.

Het achtste middel is eraan ontleend dat de Commissie de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 en het beginsel van gewettigd vertrouwen heeft geschonden door de boetebedragen mede te berekenen aan de hand van de relevante waarde van de verkopen welke is afgeleid van de waarde van luchtvrachtdiensten op binnenkomende routes tussen EER-landen en derde landen.

9.

Het negende middel is eraan ontleend dat de Commissie het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door de ingevolge het regelgevingskader aan verzoekster toegekende boetevermindering te beperken tot 15 %.

10.

Het tiende middel is eraan ontleend dat de Commissie het non-discriminatiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel alsmede verzoeksters verdedigingsrechten heeft geschonden door verzoekster geen boetevermindering van 10 % toe te kennen op grond van haar beperkte deelname aan de inbreuk, terwijl aan andere geadresseerden van het bestreden besluit en het besluit van 2010 die in een objectief vergelijkbare situatie verkeerden als verzoekster, wel een dergelijke verlaging was toegekend.

11.

Het elfde middel is eraan ontleend dat het Gerecht op grond van haar volledige rechtsmacht de geldboete aanzienlijk moet verlagen.


(1)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).