24.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 129/28


Beroep ingesteld op 2 maart 2017 — Argus Security Projects/Commissie en EDEO

(Zaak T-131/17)

(2017/C 129/42)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Argus Security Projects Ltd (Limassol, Cyprus) (vertegenwoordigers: T. Bontinck en A. Guillerme, advocaten)

Verwerende partijen: Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden

Conclusies

het in haar brief van 13 februari 2017 vervatte verrekeningsbesluit van de Commissie inzake een bedrag van 52 600 EUR nietig verklaren;

het in haar brief van 15 februari 2017 vervatte verrekeningsbesluit van de Commissie, die handelt voor rekening van de rekenplichtige van EDEO, inzake een bedrag van 41 522 EUR nietig verklaren;

het in haar brief van 28 februari 2017 vervatte verrekeningsbesluit van de Commissie, die handelt voor rekening van de rekenplichtige van EDEO, inzake een bedrag van 6 324 EUR nietig verklaren;

de Europese Commissie en EDEO verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna „Handvest”). Volgens verzoekster moet de vaststelling van eenzijdige verrekeningsbesluiten zoals de bestreden besluiten, in een contractuele context en hoewel de andere contractpartij een beroep wegens contractuele aansprakelijkheid heeft ingesteld voor de volgens het contract bevoegde rechter, worden geacht illegaal en in strijd met artikel 47 van het Handvest te zijn.

2.

Tweede middel: onbevoegdheid van de Europese Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om verrekeningsbesluiten vast te stellen in een contractuele context. Verwerende partijen hebben hun bevoegdheden overschreden door gebruik te maken van eenzijdige bevoegdheden om een contractueel geschil te beslechten, en bijgevolg moeten de bestreden besluiten wegens onbevoegdheid van degene die ze heeft vastgesteld, nietig worden verklaard.

3.

Derde middel: schending van artikel 80 van verordening nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (hierna: „financiële verordening”). Aangezien de zaak nog hangende is voor de Belgische rechter, betoogt verzoekster dat de rekenplichtige van de Commissie niet rechtmatig kon oordelen dat de betrokken vordering zeker, vaststaand en opeisbaar was. Die vordering voldeed dus niet aan de in artikel 80 van de financiële verordening vastgestelde voorwaarden en mocht bijgevolg niet worden verrekend.