3.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/53


Beroep ingesteld op 20 januari 2017 — DQ e.a./Parlement

(Zaak T-38/17)

(2017/C 104/74)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: DQ en dertien andere partijen (vertegenwoordiger: M. Casado García-Hirschfeld, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk te verklaren;

de verwerende partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van 92 200 EUR voor de geleden materiële schade;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen zes middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan verschillende fouten en tekortkomingen van de administratie van de verwerende partij die de oorzaak zouden zijn geweest voor de materiële schade die de verzoekende partijen hebben geleden, namelijk alle advocaatkosten die zij hebben gemaakt in het kader van het verzoek om bijstand dat zij op 24 januari 2014 hebben ingediend krachtens artikel 24, eerste alinea, van het Ambtenarenstatuut.

2.

Tweede middel, ontleend aan een onregelmatige gedraging, met name een nadelige aantasting van de belangen van de Unie bij de selectieprocedures van kandidaten, en onrechtmatig en intimiderend gedrag van het hoofd van verzoekers’ eenheid bij de dagelijkse uitoefening van hun werkzaamheden.

3.

Derde middel, ontleend aan de afbreuk door die gedraging aan verzoekers’ waardigheid alsmede aan hun fysieke en psychische gezondheid waardoor schade is toegebracht aan hun loopbaan en hun gezinsleven.

4.

Vierde middel, ontleend aan reële en actuele schade van de verzoekende partijen welke nauw verband houdt met de kwaadwilligheid van het Parlement jegens hen alsmede met de vele stappen die zij hebben moeten ondernemen, met name de noodzaak om het advies van een advocaat in te winnen.

5.

Vijfde middel, ontleend aan het ontbreken van een reactie van verzoekers’ hiërarchieke meerderen ondanks de spoed en de ernst van de door hen aan de orde gestelde feiten. Verzoekers zijn met name van mening dat die omstandigheden hadden moeten leiden tot een beëindiging door hun hiërarchieke meerderen van:

de onrechtmatige activiteiten;

het onrechtmatig en intimiderend gedrag van het hoofd van hun eenheid alsmede de onredelijke termijn van de administratie om maatregelen te treffen;

hun slechte werkomstandigheden, waardoor een blijvende interventie van hun advocaat had kunnen worden vermeden.

6.

Zesde middel, ontleend buitengewone omstandigheden waardoor het noodzakelijk en zelfs onvermijdelijk zou zijn geweest om een advocaat in te schakelen teneinde verzoekers’ rechten te behouden en ervoor te zorgen dat het TABG in actie zou komen tegen het psychisch en seksueel geweld waarmee zij werden geconfronteerd. De inschakeling van hun advocaat is eveneens gerechtvaardigd teneinde de vertrouwelijkheid van hun getuigenissen te waarborgen en zich te beschermen tegen juridische inconsistenties en nalatigheden van hun hiërarchieke meerderen, en dit met het doel om een einde te maken aan hun onaanvaardbare arbeidsomstandigheden.