10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 445/16


Arrest van het Gerecht van 24 oktober 2018 — Fernández González/Commissie

(Zaak T-162/17) (1)

((„Openbare dienst - Tijdelijke functionarissen - Artikel 2, onder c), RAP - Kennisgeving van een vacature voor een tijdelijk functionaris in de zin van artikel 2, onder b), RAP - Afwijzing van de sollicitatie - Exceptie van onwettigheid - Artikel 8 RAP - Aansprakelijkheid - Verlies van een kans”))

(2018/C 445/21)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Elia Fernández González (Brussel, België) (vertegenwoordigers: M. Casado García-Hirschfeld en É. Boigelot, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Berscheid en L. Radu Bouyon, gemachtigden, bijgestaan door D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 270 VWEU strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 14 november 2014 tot afwijzing van verzoeksters sollicitatie naar de post van tijdelijk functionaris bedoeld in kennisgeving van vacature COM/2014/2036 alsmede van het besluit van 22 mei 2015 tot afwijzing van verzoeksters administratieve klacht, en, ten tweede, vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij zou hebben geleden.

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Commissie van 14 november 2014 tot afwijzing van de sollicitatie van Elia Fernández González naar de post van tijdelijk functionaris zoals bedoeld in kennisgeving van vacature COM/2014/2036 wordt nietig verklaard.

2)

De Commissie wordt veroordeeld tot betaling aan Fernández González van het bedrag van 12 000 EUR vermeerderd met vertragingsrente vanaf de datum van uitspraak van het onderhavige arrest tot die van daadwerkelijke betaling, op basis van een jaarlijkse rentevoet gelijk aan de rentevoet die de Europese Centrale Bank (ECB) heeft vastgesteld voor de basisherfinancieringstransacties, vermeerderd met 2 procentpunten.

3)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

4)

De Commissie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 354 van 26.10.2015 (zaak aanvankelijk ingeschreven bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie onder nummer F-121/15 en op 1 september 2016 overgedragen aan het Gerecht van de Europese Unie).