Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 6 september 2018 –
Gmalieva e.a.

(Zaak C‑79/17) ( 1 )

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Vrij verrichten van diensten – Kansspelen – Kansspelmonopolie in een lidstaat – Nationale regeling die verbiedt dat speelautomaten zonder voorafgaande toelating van de bestuursrechtelijke autoriteiten worden geëxploiteerd”

Vrij verrichten van diensten–Beperkingen–Kansspelen–Nationale regeling die verbiedt dat speelautomaten zonder voorafgaande toelating van de bestuursrechtelijke autoriteiten worden geëxploiteerd–Rechtvaardiging–Beperking van het kansspelaanbod en bestrijding van de criminaliteit–Verplichting om te voldoen aan de voorwaarden van evenredigheid en non-discriminatie–Voorwaarden–Daadwerkelijk op coherente en stelselmatige wijze nastreven van die doelstellingen–Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie

(Art. 56 VWEU)

(zie punten 22‑31 en dictum)

Dictum

Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om, aan de hand van de aanwijzingen die het Hof van Justitie van de Europese Unie met name in het arrest van 30 april 2014, Pfleger e.a. (C‑390/12, EU:C:2014:281), heeft gegeven, te bepalen of een nationale wettelijke monopolieregeling voor kansspelen zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, als coherent ten aanzien van artikel 56 en volgende VWEU moet worden aangemerkt wanneer in een nationale gerechtelijke procedure is vastgesteld dat:

gokverslaving geen maatschappelijk probleem is dat optreden van de overheid vereist;

verboden kansspelen slechts administratieve overtredingen en geen strafrechtelijke overtredingen vormen;

de staatsinkomsten uit kansspelen jaarlijks meer dan 500 miljoen EUR, dit is 0,4 % van de jaarlijkse begroting, bedragen, en

de reclame door de vergunninghouders hoofdzakelijk beoogt personen die niet aan kansspelen deelnemen, tot spelen aan te zetten.


( 1 ) PB C 178 van 6.6.2017.