19.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 28 december 2017 — Edward Reich, Debora Lieber, Ella Reich, Ezra Bernard Reich / Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

(Zaak C-730/17)

(2018/C 104/22)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de première instance francophone de Bruxelles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Edward Reich, Debora Lieber, Ella Reich, Ezra Bernard Reich

Verwerende partij: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 3, 5, 6 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (1) (hierna: „verordening 261/2004”) aldus worden uitgelegd dat, wanneer een communautaire luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in de zin van verordening nr. 261/2004 een overeenkomst sluit met consumenten voor het luchtvervoer van passagiers waarin een traject per trein is opgenomen vanaf een treinstation in een lidstaat waar deze consumenten hun woonplaats hebben naar een luchthaven op het grondgebied van een andere lidstaat, waar de consumenten hun vlucht zullen nemen naar hun eindbestemming, zijnde een luchthaven op het grondgebied van een derde land, en deze consumenten geen rechtsverhouding hebben met de vennootschap die de treinreis uitvoert, maar duidelijk is dat de luchtvaartmaatschappij met deze vennootschap overeenkomsten heeft en de treinreis, die in de overeenkomst is inbegrepen, een aanzienlijke vertraging had waardoor deze consumenten hun vlucht vanaf de luchthaven op het grondgebied van de andere lidstaat niet hebben gehaald, deze consumenten zich kunnen beroepen op de rechten die zijn neergelegd in verordening nr. 261/2004 en compensatie kunnen vorderen overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 van verordening nr. 261/2004?


(1)  PB 2004, L 46, blz. 1.