15.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/4


Hogere voorziening ingesteld op 18 september 2017 door Basic Net SpA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 20 juli 2017 in zaak T-612/15, Basic Net / EUIPO (Afbeelding van drie verticale strepen)

(Zaak C-547/17 P)

(2018/C 013/04)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Basic Net SpA (vertegenwoordiger: D. Sindico, avvocato)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Conclusies

primair, het bestreden arrest vernietigen en de zaak definitief afdoen met gehele of gedeeltelijke aanvaarding van de in het verzoekschrift uiteengezette argumenten en van de in de eerdere procedures overgelegde bewijzen en documenten;

subsidiair, het bestreden arrest vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht, opdat dit de in het verzoekschrift uiteengezette argumenten en de in de eerdere procedures overgelegde bewijzen en documenten geheel of gedeeltelijk aanvaardt;

hoe dan ook, het EUIPO verwijzen in de kosten die zijn gemaakt bij beide instanties (bij het Gerecht en bij het Hof).

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Schending van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009

Het Gerecht heeft de bewijzen van de verkrijging van onderscheidend vermogen ontoereikend geacht en het beroep verworpen zonder enige motivering te geven inzake de redenen waarom dat aangetoonde en erkende onderscheidend vermogen ontoereikend was en dus niet kon leiden tot inschrijving van het aangevraagde merk.

Het arrest van het Gerecht is niet gemotiveerd en is in strijd met de tekst van genoemde bepaling, daar de voorwaarden voor inschrijving als merk erin bestaan dat de afbeelding van het teken duidelijk en nauwkeurig is, op zichzelf staat, alsmede makkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief is.

2.

Schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 — Intrinsiek onderscheidend vermogen en het in aanmerking komen voor inschrijving van het afgewezen teken

In de eerdere procedures is geen uitputtend en coherent onderzoek verricht van de overgelegde stukken en de conclusies waartoe het Gerecht is gekomen zijn tegenstrijdig en niet in lijn met de bewoordingen en de geest van de regeling en de beslissingspraktijk van het EUIPO en met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In het bijzonder heeft het Gerecht verzuimd een globale beoordeling te maken van de bewijzen en heeft het deze enkel afzonderlijk onderzocht en daarmee artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 geschonden.

3.

Niet-inaanmerkingneming van rekwirante’s eerdere Uniemerk nr. 397156

Rekwirante betoogt voorts dat het EUIPO en het Gerecht hadden moeten ingaan op de redenen (en dus die beslissingen niet als bindende precedenten moeten beschouwen maar als toegelaten merken op basis van een erkenning in rechte dat zij konden worden ingeschreven) die hebben geleid tot inschrijving van Uniemerk nr. 003971561, waarvan rekwirante eveneens houdster is, voor dezelfde waren en met betrekking tot een teken dat sterk lijkt op het afgewezen teken.

4.

Niet-inaanmerkingneming van andere als „kleurencombinatie” ingeschreven merken

In de eerdere fasen van de onderhavige procedure zijn bovendien Uniemerken genoemd die voor de onderhavige zaak precedenten van zeer groot belang vormen.

Het lijkt derhalve niet redelijk, zo niet geheel ongerechtvaardigd, om de inschrijving van het litigieuze merk te weigeren en dit aspect geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting, met name wanneer ervan uit wordt gegaan dat precedenten geen bindende beslissingen vormen maar rechtsbeginselen tot uitdrukking brengen die door het EUIPO en het Gerecht van de Europese Unie herhaaldelijk zijn bevestigd.