18.9.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 309/31 |
Hogere voorziening ingesteld op 31 juli 2017 door Rami Makhlouf tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 18 mei 2017 in zaak T-410/16, Rami Makhlouf/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-458/17 P)
(2017/C 309/42)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirant: Rami Makhlouf (vertegenwoordiger: E. Ruchat, avocat)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie
Conclusies
— |
de onderhavige hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren; |
dientengevolge,
— |
het arrest van 18 mei 2017 van het Gerecht van de Europese Unie in zaak T-410/16, Rami Makhlouf/Raad van de Europese Unie, ECLI:EU:T:2017:349, vernietigen, |
en
opnieuw uitspraak doen als volgt:
— |
besluit (GBVB) 2016/850 van 27 mei 2016 (1) en de uitvoeringshandelingen daarvan nietig verklaren voor zover zij rekwirant betreffen; |
— |
de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Het eerste middel betreft een onjuiste rechtsopvatting doordat het Gerecht voorbij is gegaan aan het recht van rekwirant om te worden gehoord alvorens verdere beperkende maatregelen worden getroffen, welk recht is neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het tweede middel ziet op een onjuiste rechtsopvatting en een onjuiste voorstelling van de feiten doordat het Gerecht voorbij is gegaan aan de artikels die door rekwirant ter onderbouwing van zijn beroep tot nietigverklaring waren overgelegd om aan te tonen dat hij het Syrische regime niet steunde.
Het derde middel heeft betrekking op een onjuiste rechtsopvatting doordat het Gerecht de artikelen 27 en 28 van besluit 2013/255/GBVB (2), waarin het lid zijn van de familie Al-Assad of de familie Makhlouf als autonoom criterium wordt gehanteerd om sancties op te leggen, niet onrechtmatig heeft verklaard en de bewijslast heeft omgekeerd.
Het vierde middel betreft een onjuiste rechtsopvatting en een motiveringsgebrek doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat het begrip „vooraanstaand zakenman” dermate duidelijk was dat rekwirant kon worden geplaatst op de lijsten van onder de beperkende maatregelen vallende personen en entiteiten, en doordat het niet heeft aangegeven waarom rekwirant naar zijn oordeel invloed op het Syrische regime had.
(1) Besluit van de Raad houdende wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2016, L 141, blz. 125).
(2) Besluit van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2013, L 147, blz. 14).